Hoofdstuk 3
Wat is een betoog?
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Wat is een betoog?
Slide 1 - Open vraag
Wat is het doel van een betoog?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het signaalwoord oorzaak-gevolg in de volgende zin?
Er stond geen zuchtje wind. Daardoor kwamen de zeilboten niet vooruit.
Er stond geen zuchtje wind. Daardoor kwamen de zeilboten niet vooruit.
A
Er
B
Daardoor
C
kwamen
D
voorui
Slide 3 - Quizvraag
Doordat de bus te laat kwam,
kwam ik veel te laat op school.
Oorzaak
Gevolg
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
Maak zelf een zin met een signaalwoord van oorzaak en gevolg.
timer
1:00
Slide 6 - Open vraag
Waar verwijst 'dat' naar?
Slide 7 - Open vraag
Waar verwijst 'ik' naar?
Slide 8 - Open vraag
Waar verwijst 'dat' naar?
Slide 9 - Open vraag
Wat betekent 'anoniem'?
Slide 10 - Open vraag
Wat betekent 'prevelen'?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het lv?
Hij is jarenlang de populairste leraar geweest.
Hij is jarenlang de populairste leraar geweest.
Slide 12 - Open vraag
Welke vraag stel je voor het meewerkend voorwerp?
Slide 13 - Open vraag
Noteer het mv:
Wat heeft Samira jou verteld?
Wat heeft Samira jou verteld?
Slide 14 - Open vraag
Wat is in deze zin het tegenwoordig deelwoord?
Zij rent gillend weg.
Zij rent gillend weg.
Slide 15 - Open vraag
Op welke letter eindigt het tegenwoordig deelwoord altijd?
Slide 16 - Open vraag
Noteer de werkwoorden tussen haakjes op de juiste manier.
Hij heeft zich (mopperen) (aankleden)
Hij heeft zich (mopperen) (aankleden)
Slide 17 - Open vraag
Noteer de werkwoorden tussen haakjes op de juiste manier.
Hij heeft zich (vloeken) in zijn vingers (snijden)
Hij heeft zich (vloeken) in zijn vingers (snijden)
Slide 18 - Open vraag
Noteer de woorden die een hoofdletter moeten krijgen.
50% van de inwoners van wijchen doet boodschappen bij de albert heijn.
50% van de inwoners van wijchen doet boodschappen bij de albert heijn.
