EC1 - Heb je dat nodig? Herhalen

Behoefte
  • Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Behoefte
  • Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Basisbehoeften
  • Eten
  • Drinken
  • Kleding
  • Woonruimte

Slide 2 - Tekstslide

Welk van onderstaande producten is een basis behoefte?
A
auto
B
winterjas
C
diepvriezer
D
televisie

Slide 3 - Quizvraag

Overige behoeften
De behoefte aan luxe goederen.

Voorbeelden: smartphone, computer, auto, vakantie.

Slide 4 - Tekstslide

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 5 - Quizvraag


A
BASIS BEHOEFTE
B
OVERIGE BEHOEFTE

Slide 6 - Quizvraag

Goederen
  • Producten die je kunt zien en beetpakken.

Slide 7 - Tekstslide

                       Spullen

Slide 8 - Tekstslide

Diensten
Iets voor iemand doen 
(of iemand die iets voor jou doet)

Slide 9 - Tekstslide

Goederen
Diensten

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

Afronden op twee cijfers (decimalen) achter de komma.
5,549 wordt
A
5,44
B
5,56
C
5,55
D
6,00

Slide 12 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
8,2398 wordt
A
8,24
B
8,50
C
8,25
D
8,26

Slide 13 - Quizvraag

Afronden op twee cijfers achter de komma.
9,995111 wordt
A
9,99
B
10,00
C
9,50
D
9,95

Slide 14 - Quizvraag

Even herhalen ..

Slide 15 - Tekstslide

Dit is een...
A
Luxe behoefte
B
Basis behoefte

Slide 16 - Quizvraag

Afronden op een heel getal!
7,934 = ………………

Slide 17 - Open vraag

Voorbeelden zelfvoorziening
  • zelf groenten verbouwen
  • zelf kleding naaien
  • zelf de tuin doen
  • zelf het huis poetsen

Slide 18 - Tekstslide

Consumeren
Het kopen van goederen en diensten door consumenten.

Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet!

Slide 19 - Tekstslide

Sociale beïnvloeding
Commerciële beïnvloeding
Sociale beïnvloeding:
Meningen van familie of vrienden die consumenten beïnvloeden
Commerciële beïnvloeding:
Verkopers proberen invloed te hebben op jouw keuzes, meestal door reclames
Vraag 19
1.2 Waarom koop je dat? (deel 1)

Slide 20 - Tekstslide

Basisbehoeften
Dingen die je nodig hebt om te leven.

voorbeelden?

Slide 21 - Tekstslide

Overige behoeften
Zijn behoeften die niet noodzakelijk zijn. Het zijn luxeproducten.

Zoals vakanties, een auto, scooter etc.

Slide 22 - Tekstslide

Goederen (kun je aanraken)
Diensten (kun je niet aanraken) Ze doen iets voor je. 

Slide 23 - Tekstslide

Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?
A
Olie, benzine, scooter
B
Water, computer, brood
C
Schaar, potlood, pen
D
Snicker, water, benzine

Slide 24 - Quizvraag

Eten en drinken zijn voorbeelden van ...
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
C
Niet-noodzakelijke behoeften
D
Secundaire behoeften

Slide 25 - Quizvraag

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 26 - Quizvraag

Haren knippen
A
Goederen
B
Diensten

Slide 27 - Quizvraag

Consumeren
  • Consumeren = in je behoeften te voorzien door iets te kopen. Die persoon noem je een consument.

Slide 28 - Tekstslide

Bereken het gemiddelde

Slide 29 - Tekstslide

Gemiddelde
9,2+8,6+8+8,6
delen door
= 34,4 / 4
= 8,6

dus totaal/ aantal

Slide 30 - Tekstslide

Je koopt een nieuwe iPhone, wat doe je nu?
A
Behoefte
B
Consumeren
C
Produceren

Slide 31 - Quizvraag


Maartje bakt zelf een taart voor haar verjaardag dit is..
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 32 - Quizvraag


Ellen gaat in de pauze naar de supermarkt om een frikandelbroodje te kopen, dit is...
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 33 - Quizvraag