hoofdstuk 2 De Gouden Eeuw

Hoofdstuk 2 De Gouden Eeuw
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 De Gouden Eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 par. 1 en 3
- Dit hoofdstuk gaat over de periode tussen 1600 en 1700, een bloeiperiode voor Nederland vooral economisch
Het behandelt:
- Handel en nijverheid in de Republiek
- Cultuur en Samenleving in de Republiek
- Burgers aan de macht
- Vorsten met absolute macht

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je doen?
- je leest de paragraaf 1 en 3 en je markeert de eerste zinnen van een alinea
- je markeert ook de laatste zin van een paragraaf
- je zet in de kantlijn wat er  bij de gemarkeerde zin wordt besproken (dat zie je aan de signaal woorden)
- je let op en kent de begrippen (blauw) en de jaartallen
- je maakt de opdrachten
- let op! De paarse opdrachten in Lesson Up zijn verplicht
- de mensen die goed zijn in geschiedenis, maken ook verplicht de gele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kortom
De Republiek is Nederland en Nederland wordt, na de opstand, niet  geregeerd door een koning. In de Republiek worden ze rijk van de handel op de Oostzee (met als oorzaak de kooplieden uit Antwerpen die na 1585 naar De Nederlanden kwamen.). Door handel maak je winst, en die winst investeer je weer. Het maken van winst centraal heet handelskapitalisme. Goederen werden ingekocht en opgeslagen en duurder verkocht, dat heet stapelmarkt.

Slide 9 - Tekstslide

kortom
De handel ging zich uitbreiden naar de nieuw ontdekte gebieden, want daar viel veel te halen. Dat doen de kooplieden gezamenlijk, om de risico's te spreiden, als er een schip niet terugkomt, ben je niet meteen failliet. De VOC (1602) en de WIC (1621) werden opgericht. Deze compagnieën probeerden het alleenrecht op de handel met sommige gebieden te verkrijgen (handelsmonopolie) De handelaren kregen zelfs politieke rechten, ze mochten de buitenlandse politiek bepalen en oorlogen voeren. Oorlog werd ook vaak gevoerd via de kaapvaart (piraterij met toestemming van de Staten-Generaal (de regering)).

Slide 10 - Tekstslide

kortom
Bij de WIC is de driehoekshandel van belang. 
1. Met wapens, buskruit en textiel naar Afrika. 2. Daar slaven van kopen en die naar Amerika brengen. 3 Daar de slaven verkopen en op plantages laten werken en terug naar Nederland met rietsuiker, koffiebonen, cacao en tabak, en dat weer verkopen in Nederland.
De slavenplantages waren een wreed systeem, mensen werden behandeld als producten.

Slide 11 - Tekstslide

filmpjes
- https://schooltv.nl/video/welkom-in-de-gouden-eeuw-de-voc/ Deze aflevering duurt 25 minuten en gaat over de VOC
- https://schooltv.nl/video/de-voc-in-batavia-een-gevecht-om-specerijen/ Korte film, hoe gaat de VOC te werk
- https://schooltv.nl/video/heren-17-het-bestuur-van-de-voc/ korte film over de organisatie van de VOC

Slide 12 - Tekstslide

Denk na: De handelsorganisatie VOC bouwt forten. Formuleer een stelling over wat dat betekent

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat zie je in de bron van de vorige slide? Wat is dan je conclusie?

Slide 15 - Open vraag

Dit stukje is Deshima
kun je zien of dit een VOC-schip is?
wat zegt deze tekst, of dit schrift?

Slide 16 - Tekstslide

Op de vorige slide zie je een kaart van Deshima. Analyseer de bron (dus wat zie je) en trek een conclusie( dus wat betekent het) (Zoek even op op Internet)

Slide 17 - Open vraag

rijkdom in de republiek

Slide 18 - Tekstslide

Rembrandt welke is niet van of geïnspireerd door Rembrandt?

Slide 19 - Tekstslide

Amsterdam werd de grootste handelsstad na:
A
De val van Antwerpen
B
Dat de Hanze werd overgenomen door de Oostzeevaart
C
De oprichting van de VOC
D
Na de vrede met Spanje

Slide 20 - Quizvraag

Wereldeconomie is van toepassing op:
A
De Oostzeevaart
B
Niet
C
De VOC
D
De WIC

Slide 21 - Quizvraag

De Nederlanders deden mee aan de slavenhandel voor:
A
1 miljoen
B
500.000
C
350.000
D
550.000

Slide 22 - Quizvraag

Handelsmonopolie was voor:
A
De VOC
B
Azië
C
De WIC
D
Amerika

Slide 23 - Quizvraag

par. 3 Burgers aan de macht

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet je doen?
- je leest de paragraaf en je markeert de eerste zinnen van een alinea
- je markeert ook de laatste zin van een paragraaf
- je zet in de kantlijn wat er bij de gemarkeerde zin wordt besproken (dat zie je aan de signaal woorden)
- je let op en kent de begrippen (blauw) en de jaartallen
- je maakt de opdrachten
- let op! De paarse opdrachten in Lesson up zijn verplicht
- de mensen die goed zijn in geschiedenis, maken ook verplicht de gele vragen

Slide 25 - Tekstslide

Personen
In dze paragraaf zijn ook personen die je moet kennen:
- Willem II van Oranje
- Willem III van Oranje
- Johan de Witt
- Michiel de Ruyter

Slide 26 - Tekstslide

Kortom:
Het bestuur van de Republiek was anders dan in de rest van Europa want:
1. De Republiek werd bestuurd door rijke burgers (dus echt geen democratie)
2. De Republiek had nauwelijks een centraal bestuur, alleen voor de buitenlandse politiek, De Staten Generaal
 Wat wel hetzelfde was; besturen was een mannenzaak

Slide 27 - Tekstslide

Weten !
1. Je moet wel het ! verschil weten tussen Staten-Generaal (Buitenlandse politiek, oorlog en de generaliteitslanden, vanuit ieder Gewest 1 vertegenwoordiger. Stemmingen moeten unaniem zijn. en Gewestelijke Staten: de regering van een gewest, vertegenwoordigers van de steden en vertegenwoordigers van het platteland in dat gewest. Ze besluiten over belasting, wel of niet inpolderen, wegennet, rechtspraak, onderwijs, kortom alles wat zo in een gewest kan spelen.

2. Je moet goed het ! verschil weten tussen raadpensionaris is van de Gewestelijke staten en de Staten Generaal en dus een burger. en stadhouder, wordt per gewest benoemd door de Gewestelijke Staten, hij doet het leger en de verdediging van Nederland, en door wie ze worden benoemd.

Slide 28 - Tekstslide

kortom 2
De Republiek werd bestuurd door rijke mannen, de Regenten, die komen altijd uit dezelfde bevolkingslaag, daar kom je moeilijk tussen. Het zijn ook vooral handelaren. De belangrijkste daarvan was de Raadpensionaris van de Staten-Generaal (soort minister-president). Die raadpensionaris kwam altijd uit Holland en hij bereidde alle agenda's en voorstellen voor. Maar op zich hadden alle gewestelijke staten een eigen raadpensionaris, die van Holland was de machtigste.
Op militair gebied was de stadhouder het machtigst. Die werd benoemd door de Gewestelijke Staten, maar meerdere gewesten hadden dezelfde stadhouder, maar hij kwam altijd uit het Huis van Oranje tenminste de stadhouder van Holland, het hoefde niet persé. 
- Er waren regelmatig conflicten tussen Staten-Generaal en stadhouder, er waren zelfs periodes zonder stadhouder.
- Na de vrede met Spanje werd het leger verkleind (duur) en er was tijdelijk geen stadhouder. Op de vloot (schepen) werd niet bezuinigd in verband met de handel.

Slide 29 - Tekstslide

filmpje
https://schooltv.nl/video/wie-heeft-de-gebroeders-de-witt-vermoord-een-politieke-moord-in-de-gouden-eeuw/

Slide 30 - Tekstslide

kortom 3
In 1672, het Rampjaar, werd de Republiek van 3 kanten aangevallen.
Het volk werd opgehitst om de schuld aan de raadpensionaris Johan de Witt te geven, die was te voorzichtig geweest en hij onderhandelde meer, men wilde harde actie! en hij had het leger verkleind. De tegenstanders veroverden een groot deel van de Republiek, maar dankzij de stadhouder, werd de vijand toch verslagen. 
- Johan de Witt (en zijn broer) werd gelyncht
- de oorlogen met Engeland en Frankrijk gingen door, met name op zee. En de Republiek werd voorbijgestreefd door Engeland op handelsgebied.

Slide 31 - Tekstslide

filmpjes
- https://schooltv.nl/video/michiel-de-ruyter-nederlandse-zeeheld/

- https://www.npostart.nl/het-verhaal-van-nederland/23-03-2022/VPWON_1311388 
- https://www.youtube.com/watch?v=HYevGubQzt4


Slide 32 - Tekstslide

Een raadpensionaris
A
heeft een erfelijke functie
B
is de secretaris van de Staten Generaal
C
is het dagelijks bestuur van de Staten Generaal
D
is machtiger dan de stadhouder

Slide 33 - Quizvraag

Regenten
A
zijn altijd mannen
B
Komen altijd uit de rijke bovenlaag
C
zitten altijd in het bestuur
D
alledrie

Slide 34 - Quizvraag

de Republiek heeft een bijzonder bestuur want
A
We hebben geen centraal bestuur
B
We hebben godsdienstvrijheid
C
We worden bestuurd door mannen
D
we hebben een grote vloot

Slide 35 - Quizvraag

De Republiek heeft een bijzonder bestuur want:
A
We worden geregeerd door mannen
B
We worden geregeerd door een koning
C
We worden geregeerd door burgers
D
Alledrie

Slide 36 - Quizvraag

Wat was het Rampjaar?

Slide 37 - Open vraag

Was de moord op Johan de Witt een politieke moord?

Slide 38 - Open vraag

Was het verstandig om na de vrede in 1648 het leger te verkleinen? Ik wil een argument voor en een tegen

Slide 39 - Open vraag

Beantwoord de volgende vraag
Ook met Frankrijk, het land van de machtige Zonnekoning Lodewijk XIV, waren er issues. Lodewijk had tomeloze territoriale ambities. De aanleiding voor de oorlog met Frankrijk lag in 1667. Toen marcheerde Lodewijk XIV met zijn legers de Zuidelijke Nederlanden binnen, maar Johan de Witt sloot hierop een verbond met Engeland en Zweden: de Triple Alliantie. Lodewijk moest in 1668 met de Vrede van Aken beschaamd de aftocht blazen, maar zwoer wraak. Lodewijk sloot een verbond met de bisdommen van Keulen en Münster om die wraak ten uitvoer te brengen.

Slide 40 - Tekstslide

1. Wat heeft de tekst op slide 47 te maken met de oorzaken van het Rampjaar?
2. Is dat een dieper liggende of een oorzaak die er kort voor ligt, leg uit?

Slide 41 - Open vraag