Adjectives en Adverbs

Adjectives and Adverbs
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Adjectives and Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Wie weet wat een Adjective is?
timer
0:30

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Meerkeuzevragen
Geef in de volgende zinnen de juiste "Adjective" aan 

Slide 4 - Tekstslide

That is a wonderful film
A
wonderful
B
film
C
a
D
a wonderful

Slide 5 - Quizvraag

The boy has a red bike.
A
The boy
B
bike
C
has
D
red

Slide 6 - Quizvraag

She is an excellent teacher.
A
She
B
excellent
C
an
D
teacher

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een Adverb?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Meerkeuzevragen
Geef in de volgende zinnen de juiste Adverb aan

Slide 10 - Tekstslide

The boy ran incredibly fast
A
fast
B
the boy
C
incredibly
D
ran

Slide 11 - Quizvraag

They reacted very angrily.
A
very
B
angrily
C
reacted
D
geen van allen

Slide 12 - Quizvraag

Unfortunately, I lost my watch.
A
I
B
lost
C
my watch
D
Unfortunately

Slide 13 - Quizvraag

Samenvatting
Adjective =>  zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun)
vb. Frank is a  good  friend of mine.
That is a beautiful movie.




Slide 14 - Tekstslide

Adverb => maak je vaak door -ly achter een adjective te zetten en zegt iets over: 
1. werkwoord (verb)            vb . The children protested loudly.
2. bijvoegelijk naamwoord (adjective)   vb. I'm awfully sorry.
3. ander bijwoord (adverb)        vb. They reacted very angrily.
4. de hele zin                              vb. Luckily, the bus was on time.

Slide 15 - Tekstslide

Onregelmatige Adverbs (leer deze uit je hoofd)
adjective
adverb
good
well
early
early
fast
fast
fine
fine
adjective
adverb
hard
hard
late
late
left
left
right
right

Slide 16 - Tekstslide

Adjective

Slide 17 - Woordweb

Adverb

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Tekstslide