24-25 3.2 deel 2 & Levelspel 3
1 / 24
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat duidt dit
symbool aan?
symbool aan?
A
Een batterij
B
Een weerstand
C
Een lampje
D
Een schakelaar
Slide 4 - Quizvraag
Welk poppetje staat voor
wat?
wat?
A
Rood=Spanning, Geel=Stroom, Groen=Weerstand
B
Rood=Stroom, Geel=Spanning, Groen=Weerstand
C
Rood=Weerstand,
Geel=Stroom, Groen=Spanning
D
Rood=Weerstand, Geel=Spanning, Groen=Stroom
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Welke formule is correct?
A
I = U * R
B
I = U / R
C
I = R / U
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat geeft de
stroommeter hier aan:
??
stroommeter hier aan:
??
A
15 A
B
0,15 A
C
6,7 A
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Wat gaat er mis
in dit circuit? :
in dit circuit? :
A
De batterij staat verkeerd om.
B
Hij doet niks, want er is geen lamp o.i.d.
C
De stroom wordt te hoog.
D
Er gaat niks mis.
Slide 11 - Quizvraag
Als je de schakelaar sluit:
Hoe gaat de stroom dan
lopen?
Hoe gaat de stroom dan
lopen?
A
Alleen door de lamp.
B
Van batterij naar lamp.
C
Rechtsom: dus bij batterij naar boven, en door lamp naar rechts
D
Linksom: dus bij batterij naar beneden, bij lamp naar links.
Slide 12 - Quizvraag
Als je de schakelaar sluit:
Hoe bewegen
de elektronen dan?
Hoe bewegen
de elektronen dan?
A
Alleen door de lamp.
B
Van batterij naar lamp.
C
Rechtsom: dus bij batterij naar boven, en door lamp naar rechts
D
Linksom: dus bij batterij naar beneden, bij lamp naar links.
Slide 13 - Quizvraag
Wat klopt er niet aan de uitspraak:
"Er staat stroom op het stopcontact."
"Er staat stroom op het stopcontact."
A
Stroom staat niet, stroom stroomt.
B
Als er geen apparaat is aangesloten, dan is er geen stroom.
C
Er staat alleen spanning op het stopcontact.
D
Stroom stroomt in een draad. Spanning staat op een spanningsbron.
