Modale werkwoorden

1 / 27
volgende
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Zoek de juiste vertalingen van de modale werkwoorden bij elkaar.
können
wollen
dürfen
wissen
müssen
mögen
sollen
möchten
willen
mogen (toestemming)
zullen
mogen (graag zien/lusten)
moeten
zou graag willen
kunnen
weten

Slide 2 - Sleepvraag

Zoek de juiste ik-vormen van de modale werkwoorden bij elkaar.
können
wollen
dürfen
wissen
müssen
mögen
sollen
möchten
weiß
kann
möchte
mag
darf
will
muss
soll

Slide 3 - Sleepvraag

Welke werkwoorden hoorden bij de modale werkwoorden?
können
spielen
möchten
dürfen
heißen
wollen
wissen
wohnen
sollen
haben
mögen
müssen
modale werkwoorden
andere werkwoorden

Slide 4 - Sleepvraag

Modalverben übersetzen:
Vind de juiste vertaling van het modale werkwoord.
Wir möchten den Salat.
Was sollen wir machen?
Wir wollen zahlen.
Wissen Sie es?
weten
zou graag willen
willen
moeten

Slide 5 - Sleepvraag

Modalverben übersetzen:
Vind de juiste vertaling van het modale werkwoord.
Dürfen wir hier parken?
Können Sie mir helfen?
Mögen Sie diese Musik?
Wir müssen gehen.
mogen
kunnen
houden van
moeten

Slide 6 - Sleepvraag

Zoek de juiste uitgangen (v.t.) van de modale werkwoorden bij elkaar.
ich konn-
wir woll-
du durf-
ihr wuss-
er muss-
sie konn-
sie wuss-
ten
test
te
ten
te
 te
tet

Slide 7 - Sleepvraag

Modale werkwoorden
können
müssen
wollen
wissen
dürfen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
willen
moeten 
( noodzaak)

Slide 8 - Sleepvraag

Bij ich, du, er/sie/es komt er geen uitgang achter de stam.
Bij het werkwoord möchten verandert de stamklinker niet.
Het Duitse hulpwerkwoord mögen heeft als Nederlandse betekenis mogen.
Modale hulpwerkwoorden kun je in het meervoud met de (fe)esttenten regel vervoegen.
Falsch
Richtig
Richtig
Richtig

Slide 9 - Sleepvraag

Bij ich, du en er/sie/es komt er geen uitgang achter de stam.
Bij het werkwoord sollen verandert de stamklinker niet.
Modale hulpwerkwoorden geven extra betekenis aan het hoofdwerkwoord.
Modale hulpwerkwoorden kun je in het meervoud met de (fe) esttenten regel vervoegen.
Falsch
Richtig
Richtig
Richtig

Slide 10 - Sleepvraag

modale werkwoorden
Sander ...... (können) dir helfen.
A
kann
B
könnt
C
können
D
kannst

Slide 11 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Maxine ..... (müssen) noch viel lernen.
A
muss
B
müss
C
müssen
D
musst

Slide 12 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 13 - Quizvraag

Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit_______
A
klankverandering
B
een Umlaut
C
een uitgang
D
alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Slide 14 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 15 - Quizvraag

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 16 - Quizvraag

Hallo Tina, schön, dass du mich besuchst. Setz dich doch. ___ du etwas essen?

Slide 17 - Open vraag

Nein, ich ____ noch nicht essen. ich komme gerade vom Zahnarzt.

Slide 18 - Open vraag

Oh, du arme, _____ du dich ein bisschen hinlegen?

Slide 19 - Open vraag

Nein, es geht schon. Ich ____ nur erst noch Georg anrufen. Er holt mich ab.

Slide 20 - Open vraag

____ er dann hier etwas essen oder ____ er auch nichts essen?

Slide 21 - Open vraag

Danke, aber wir ____ dann zusammen in die Stadt.

Slide 22 - Open vraag

Sie ___ hier nicht parken!

Slide 23 - Open vraag

Wieso ___ ich hier nicht parken?

Slide 24 - Open vraag

Hier ___ man nur parken, wenn man einen Behindertenausweis hat.

Slide 25 - Open vraag

Ach so, aber ich ___ nur schnell eine Zeitung kaufen.

Slide 26 - Open vraag

Wie sie ____ ! Der Strafzettel kostet 50 Euro.

Slide 27 - Open vraag