In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Examentraining Bio TL
Les 2
Slide 1 - Tekstslide
Rozen worden meteen na het afsnijden op de kwekerij in water gezet met daarin een bacteriedodend middel. Dan gaan ze na de verkoop in een bloemenvaas minder snel slap hangen. Rozen gaan slap hangen als er verstopping in de vaten van de stengel voorkomen. Twee type vaten zijn bastvaten en houtvaten. Gaat een roos eerder slap hangen bij verstopping in de bastvaten of bij verstopping in de houtvaten? Leg je antwoord uit.
Slide 2 - Open vraag
Floortje koopt op een zaterdagmorgen een bos rozen en zet deze meteen in een vaas voor het raam. Kan er in de bladeren aan de rozentak dan fotosynthese plaatsvinden? En verbranding?
A
geen van beide
B
alleen fotosynthese
C
alleen verbranding
D
zowel fotosynthese als verbranding
Slide 3 - Quizvraag
Een plant heeft voldoende water en staat in het licht. Zulen de meeste huidmondjes in deze omstandigheden in stand 1 of in stand 2 staan? Of hebben deze omstandigheden geen invloed op de stand van de huidmondjes?
A
De meeste huidmondjes staan in stand 1
B
De meeste huidmondjes staan in stand 2
C
Deze omstandigheden hebben geen invloed op de stand van de huidmondjes
Slide 4 - Quizvraag
planten en dieren: ecosystemen
Slide 5 - Tekstslide
In de cellen van de organismen in een ecosysteem wordt energie vrijgemaakt uit voedingsstoffen. Hoe heet het proces waarbij die energie wordt vrijgemaakt?
Slide 6 - Open vraag
In het schema stelt de letter X een groep organismen voor. Behoren deze organismen tot de consumenten, behoren ze tot de producenten of behoren ze tot de reducenten? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open vraag
planten en dieren: ecosystemen
Slide 8 - Tekstslide
Welke factoren in het schema zijn biotisch?
Slide 9 - Open vraag
Schrijf één voedselketen met drie schakels uit het schema op.
Slide 10 - Open vraag
In een ecosysteem met hamsters komen de volgende groepen organismen voor: consumenten, producenten en reducenten. Tot welke van deze groepen behoort een vos?
A
tot de consumenten
B
tot de producenten
C
tot de reducenten
Slide 11 - Quizvraag
Heeft de korenwolf knipkiezen, knobbelkiezen of plooikiezen?
A
knipkiezen
B
knobbelkiezen
C
plooikiezen
Slide 12 - Quizvraag
Mens en Milieu
Slide 13 - Tekstslide
Vanaf een gegeven moment stierven veel lepelaars door het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen in de omgeving van het Naardermeer. De bestrijdingsmiddelen werden gebruikt tegen insecten. Het gif kwam ook in het water terecht. De prooidieren van de lepelaar kregen zo het gif binnen. Ze stierven er niet aan; de lepelaars wel. Dit was het gevolg van accumulatie. Leg uit wat er in de voedselketen bij de accumulatie van het gif gebeurde, waardoor de prooidieren niet stierven en de lepelaars wel.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Het aantal lepelaars nam direct weer toe nadat er strengere regels waren ingevoerd voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Lees uit het diagram af in welk jaar de strengere regels werden ingevoerd en noteer dit.
Slide 16 - Open vraag
De lepelaars broedden in het riet van het Naardermeer. Hun voedsel zochten ze vooral op plaatsen met ondiep water. Doordat veel ondiepe plassen en sloten in de buurt van het Naardermeer door drooglegging verdwenen, moesten de lepelaars hun voedsel steeds verder van het nest gaan zoeken. Leg uit dat hierdoor de jonge lepelaars minder voedsel kregen.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Hoe noemt men deze manier van verbouwen, waarbij op een grote akker maar één gewas staat?
Slide 19 - Open vraag
Hiernaast is een rechterarm weergegeven waarin het skelet, een spier met aanhechtingsplaatsen en een zenuw zichtbaar zijn. Q is een zenuw. Wat is de naam van deel P in de figuur? EN wat is de naam van deel R?
Slide 20 - Open vraag
Kun je met behulp van de afgebeelde spier de arm actief buigen? En kun je met behulp van de afgebeelde spier de arm actief strekken?
A
Niet actief buigen en ook niet actief strekken
B
wel actief buigen maar niet actief strekken
C
wel actief strekken maar niet actief buigen
D
zowel actief buigen als actief strekken
Slide 21 - Quizvraag
De achillespees bevindt zich in het onderbeen. De pees verbindt de kuitspier met de voet. Bij atletiek en voetbal komen regelmatig blessures aan de achillespees voor. Bij beschadiging herstelt de pees zich langzaam, omdat pezen in vergelijking met veel andere lichaamsdelen minder goed doorbloed zijn. Hiernaast is onder andere de achillespees weergegeven. Aan welk bot van de voet zit de achillespees vast?
Slide 22 - Open vraag
Welke beweging maakt de voet, wanneer de kuitspier zich samentrekt?
Slide 23 - Open vraag
Leg uit waardoor een minder goede doorbloeding een langzaam herstel van een beschadigde pees tot gevolg heeft.