spelling

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

      Lezen 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden: t of d

'T KoFSCHiP X

Kijk naar de stam van het werkwoord. Eindigt deze op een letter uit 't kofschip dan krijg je t. Zo niet dan krijg je d


Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoegelijk gebruikt
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk:
De leerlinge is gered – de geredde leerlinge
De snelweg is verbreed – de verbrede snelweg 
Voltooide deelwoorden op -en veranderen niet als ze als bijvoeglijk
naamwoord gebruikt worden:
Het ei is gebakken – het gebakken ei
De buitenwijken zijn verlaten – de verlaten buitenwijken

Slide 4 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord volgt de regels voor
het vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
de gebelde klant – een gebelde klant
het gewerkte uur – een gewerkt uur
het gebakken ei – een gebakken ei

Slide 5 - Tekstslide

Ook een tegenwoordig deelwoord kun je gebruiken als bijvoeglijk
naamwoord. Je plaatst het tegenwoordig deelwoord dan met of zonder
-e voor het zelfstandig naamwoord:
De klas zit vol met lachende leerlingen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?

Slide 7 - Open vraag

Tussenletter in samenstellingen
De regel voor de tussen-s:
• gebruik altijd een tussen-s als je die hoort:
jongensboek, stationsrestauratie
• begint het tweede woord ook met een -s (of s-klank), verander dat
woord dan en luister of je een -s hoort:
stadsreiniging, dus ook: stadsschouwburg

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen
Op de regel voor de tussen-(e)n zijn veel uitzonderingen. De basisregel is:
• als het linkerdeel van de samenstelling alléén een meervoud op -(e)n
heeft, schrijf je -(e)n:
eik – eiken – eikenboom, blinde – blinden – blindenschool

Slide 9 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen
Je schrijft geen tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
• geen zelfstandig naamwoord is: hogeschool, huilebalk
• geen meervoud heeft: tarwebrood, hellevuur
• alleen een meervoud op -s heeft: aspergesoep, douchekraan
• een meervoud op -s en op -(e)n heeft: groenteboer, geboortecijfer
• aangeeft hoe groot, goed, leuk enzovoort iets is. De samenstelling
moet dan in zijn geheel een bijvoeglijk naamwoord zijn: reuzeleuk,
apetrots
• uniek is (er bestaat er maar één van): zonnebank, maneschijn

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk maken

Slide 11 - Tekstslide