Werkwoordspelling 1

alles door elkaar

        Werkwoordspelling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

alles door elkaar

        Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De zenuwachtige leerling ... (stressen, tt) nu de toets dichterbij komt.
A
stresst
B
strest
C
stressed
D
stressd

Slide 3 - Quizvraag

De zwerm vogels, in een prachtige formatie uiteraard, ... over ons dorp. (vliegen, tt)
A
vliegt
B
vliegen

Slide 4 - Quizvraag

Nu de eerste grijze haren zichtbaar werden, ... hij zijn kapsel toch maar met een kleurspoeling.
A
verfde
B
verfte

Slide 5 - Quizvraag

(vegen [tt]) Jij ................ de rommel bij elkaar.

A
veegt
B
veegd

Slide 6 - Quizvraag

(stoppen [vd]) Klaas is met zoeken _____________.

A
gestopdt
B
gestopd
C
gestopt

Slide 7 - Quizvraag

(herstellen [tt]) _____________ jij de kapotte schriften?

A
Herstel
B
Herstelt
C
Herstelde
D
Hersteld

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van stofzuigen?
A
gestofzuigd
B
stofgezuigd
C
stofgezogen
D
gestofzogen.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

De opgegraven munten (zien, vt) ....... er nog gaaf uit.

Slide 11 - Open vraag

De orkaan had over het land .......... (razen, vd).

Slide 12 - Open vraag

Het onderzoeksteam (uittesten, vt) ......... een nieuw vliegtuigje uit.

Slide 13 - Open vraag

Ik (kunnen, tt) ......... me daar zo aan ergeren!

Slide 14 - Open vraag

Tante Joke ............. (verstappen, tt) zich als ze de trap af loopt.

Slide 15 - Open vraag

Het kringgesprek (verzanden, vt) .............. in gekissebis.

Slide 16 - Open vraag

Op onze schoolfeesten werd vooral door de meisjes .......... (dansen, vd).

Slide 17 - Open vraag

Mijn vader .......... (stoten, vt) zijn knie tegen de tafelpoot.

Slide 18 - Open vraag

Anne ............. (promoten, vt) haar zelfgemaakte armbandjes.

Slide 19 - Open vraag

De oude man .............. (sjokken, tt) rustig door het park.

Slide 20 - Open vraag

De paarden werden ......... (redden, vd) uit hun benarde positie.

Slide 21 - Open vraag

Ik .............. (vergroten, vt) mijn kans op deze manier aanzienlijk.

Slide 22 - Open vraag

Hanneke had .......... (veinzen, vd) dat ze hoofdpijn had, zodat ze niet naar de repetitie
hoefde.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
De sporter had zich gedouched en wrijfde zijn lichaam daarna droog.
B
De sporter had zich gedouched en wreef zijn lichaam daarna droog.
C
De sporter had zich gedoucht en wrijfde zijn lichaam daarna droog.
D
De sporter had zich gedoucht en wreef zijn lichaam daarna droog.

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
De man bestelt vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft bestelt.
B
De man bestelt vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft besteld.
C
De man besteld vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft bestelt.
D
De man besteld vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft besteld

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
De mensen vluchten weg toen het gebouw instortte.
B
De mensen vluchtten weg toen het gebouw instorte.
C
De mensen vluchtten weg toen het gebouw instortte.
D
De mensen vluchten weg toen het gebouw instorte.

Slide 27 - Quizvraag

In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
Hij racede naar school en meldde zich bij de directeur.
B
Hij racete naar school en meldde zich bij de directeur.
C
Hij racede naar school en melde zich bij de directeur.
D
Hij racete naar school en melde zich bij de directeur

Slide 28 - Quizvraag

Je bent klaar!!!

Slide 29 - Tekstslide