H8 Sociale ongelijkheid en armoede MWWE

Helaas, vakantie gedaan...
Geef een anekdote van deze vakantie die nog niemand weet... Nadien raden we van wie het is!
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
Psychologie & SociologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Helaas, vakantie gedaan...
Geef een anekdote van deze vakantie die nog niemand weet... Nadien raden we van wie het is!

Slide 1 - Tekstslide

Even terug in de tijd...
Examen inkijken

Enkele vragen die werden gesteld met de ouderavond:
  • Wiskunde 3e graad?
  • Omschakelen kan t.e.m. Kerst in 5e jaar
  • DW gesch./aard. loopt door tot in juni 

Slide 2 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid,
ik denk direct aan...

Slide 3 - Woordweb

Welke lokale organisaties kennen jullie die sociale ongelijkheid bestrijden?

Slide 4 - Woordweb

Waarom H8?!
8 mei: projectdag kaderend binnen dit thema
Nadien: H7

Slide 5 - Tekstslide

H8 Sociale ongelijkheid en armoede

Slide 6 - Tekstslide

Inleiding
  • Wat valt jullie op aan de foto p.175?
  • Hebben jullie zelf reeds verschillen opgemerkt? Op reis bijvoorbeeld? 
  • Ga zelf even op zoek:
    advertentiecampagne 'Publicis Mexico – Erase the difference' OF ga via je GSM (mobiel internet!) naar de Instagrampagina ‘ugurgallen' van een Turks fotograaf 

Slide 7 - Tekstslide

1.1 Betekenis p.176
Sociale positie (= onze plaats binnen de groep of samenleving, bv. jullie zijn momenteel 'leerling, kind...')

Sociale ongelijkheid
= sociale posities worden ongelijk gewaardeerd, er bestaat een rangschikking van hoog naar laag (o.b.v. status of rijkdom)

Slide 8 - Tekstslide

1.1 Betekenis p.176
Ongelijkheid door:
  • verdeling van schaarse, algemeen gewaardeerde zaken, namelijk... 
    oef.1 p.176-177
  • verschillende waardering en behandeling van mensen o.b.v. hun positie en levensstijl (~discriminatie)

Slide 9 - Tekstslide

1.1 Betekenis p.176
Ongelijkheid door:
  • verdeling van schaarse, algemeen gewaardeerde zaken, namelijk... 




  • verschillende waardering en behandeling van mensen o.b.v. hun positie en levensstijl
economisch kapitaal
bv. inkomen
cultureel kapitaal
bv. opleiding, kennis, diploma's
sociaal kapitaal
geheel van relaties

Slide 10 - Tekstslide

1.1 Betekenis p.176
Opdracht per 2 (namen van de volledige groep op de taak zetten!):
  • Kies een land
  • Werk de betekenis van sociale ongelijkheid uit voor het gekozen land
  • Doe dit aan de hand van een mindmap, presentatie...
  • Zorg dat alle onderdelen aanwezig zijn en duidelijk uitgewerkt zijn voor het gekozen land
  • Uploaden op SS (uploadzone '9. onderzoeksopdracht: sociale ongelijkheid')

Slide 11 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
Verschillende standpunten mogelijk:
  • Terugblik begin 'Sociale ongelijkheid, ik denk direct aan...'
  • Enerzijds wordt er gekeken naar 'geld' (inkomen en vermogen)
  • Anderzijds wordt er gekeken naar 'mogelijkheden' die we als mens hebben (kansen)
  • ... (bv. genderongelijkheid)

Slide 12 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
Voor we van start gaan... 
  • Inkomen: geld dat je in een periode verdient
  • Vermogen: totale bezittingen die je op een bepaald moment hebt (geld, eigendommen...)

Slide 13 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
  • Inkomensongelijkheid = ongelijke verdeling nationale inkomen over bevolking
  • Vermogensongelijkheid = ongelijke verdeling van iemands totale bezit aan geld en goederen (= dus een breder begrip)

Slide 14 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
Verschillende tools om dit in kaart te brengen,
hier: Gini-coëfficiënt
  • geeft een beeld van de verdeling van de welvaart in een land o.b.v. de verdeling van inkomens
  • getal tussen 0 - 1

Slide 15 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
Gini-coëfficiënt
  • Gini-coëfficiënt = 0: iedereen heeft exact hetzelfde inkomen
  • Gini-coëfficiënt = 1: één persoon verdient het volledige inkomen van een land, de rest krijgt niets
Beide situaties zijn onrealistisch, werkelijkheid ligt er altijd ergens tussen.

Slide 16 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177
Gini-coëfficiënt
0: perfecte gelijkheid <-> 1: één iemand volledig inkomen

  • ideale situatie: Gini-coëfficiënt tussen 0 en 0.5
  • in deze landen lijkt de welvaart het beste te zijn

Slide 17 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177-178
Gini-coëfficiënt
  • als we deze gaan uitdrukken in een % -> Gini-index
    bv. Gini-coëfficiënt 0.3 -> Gini-index 30%

Oef.2 p.177-178

Slide 18 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 177-178
Oef.2 p.177-178
Hoe is het gesteld met de inkomensverdeling/(on)gelijkheid in België (2019)?
  • Gini-index ligt tussen 20 en 30%
Wat kun je besluiten als je België vergelijkt met de wereld of Europa?
  • De inkomensongelijkheid is in België laag i.v.m. andere landen of in de EU
Vergelijk de kaart van 2019 met die van 1990. Hoe evolueert het wereldwijd?
  • Inkomensongelijkheid is wereldwijd gedaald.
    (Is dit iets positief of negatief?)

Slide 19 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 178
Evolutie 1990-2019 lijkt positief. MAAR...
  • Inkomen = NIET gelijk aan vermogen
  • Sterk verband hoge inkomens -> grote vermogens. 

Bv. België -> Gini-index niet zo hoog, MAAR vermogensongelijkheid is wel toegenomen. 
  • Vermogen van 10% 'rijkste' huishoudens = ongeveer vermogen overige 90% (studie 2020 over jaar 2017)

Slide 20 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 178
Kunnen jullie voorgaande bevinding hier aflezen?

Slide 21 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
Terugblik: verschillende standpunten mogelijk:
  • 1.2.1 Enerzijds wordt er gekeken naar 'geld' (inkomen en vermogen) 
  • 1.2.2 Anderzijds wordt er gekeken naar 'mogelijkheden' die we als mens hebben (kansen)

Slide 22 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
Inkomens- en vermogensongelijkheid = gevolg van mix van:
  • Kansen geboorte
  • Gemaakte keuzes
  • Toeval
 Gelijke kansen: moeilijker te meten => toch: beleidsdoel!

Slide 23 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
Streven naar gelijke kansen = beleidsdoel

Echter: verschil met streven naar gelijke resultaten

Slide 24 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
'The American dream'
 
Moet een overheid vooral
werk maken van gelijke 
kansen of van gelijke 
inkomens?

Slide 25 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
Moet een overheid vooral werk 
maken van gelijke kansen of 
van gelijke inkomens?

‘Kansenongelijkheid leidt tot 
inkomensongelijkheid, maar 
inkomensongelijkheid leidt 
ook tot kansenongelijkheid’

Slide 26 - Tekstslide

1.2 Sociale ongelijkheid meten p. 179
Opdracht:
  • Ga op zoek naar argumenten voor...
  • Alle even nrs: vooral gelijke kansen = beleidsdoel
  • Alle oneven nrs: vooral gelijke inkomens = beleidsdoel
  • Timing: 10min om argumenten te verzamelen, nadien 5min per 2 samenbrengen en 5min nabespreken in groepjes (per 4, gelijklopend met klasnrs)
timer
20:00

Slide 27 - Tekstslide

2 Armoede
Opdracht
Armoede treft veel verschillende aspecten van ons menselijk bestaan, aan welke aspecten denken jullie?

Op voorhand zeggen welke, daarna op bord schrijven.

Slide 28 - Tekstslide

2.1 Armoede, kansarmoede en aanverwante begrippen p. 179
Kansenongelijkheid

(wederzijds 
versterkend effect)

Inkomensongelijkheid

Slide 29 - Tekstslide

2.1 Armoede, kansarmoede en aanverwante begrippen p. 179
Ongelijkheid van inkomen, vermogen en kansen -> deel van samenleving geconfronteerd met (kans)armoede

Armoede = netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan (Jan Vrancken)

Slide 30 - Tekstslide

2.1 Armoede, kansarmoede en aanverwante begrippen p. 179
Armoede = netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan (Jan Vrancken)
-> Verschillende aspecten, wat valt jullie op aan onze beginopdracht?


Slide 31 - Tekstslide

2.1 Armoede, kansarmoede en aanverwante begrippen p. 179
Armoede heeft een:
  • Buitenkant: materiële aspect, meestal dus zichtbaar
  • Binnenkant: menselijke gevolgen, meestal dus minder zichtbaar

Oef.4 p.179: kijk terug naar onze vorige opdracht

Slide 32 - Tekstslide

2.1 Armoede, kansarmoede en aanverwante begrippen p. 179-180
Verschil in coping met armoede? Wie reeds van geboorte in armoede leeft of mensen die doorheen het leven in armoede geraken?

2 soorten armoede:
  • Generatiearmoede: doorgegeven van ouders op kinderen (meer kans om ook in armoede te leven)
  • Nieuwe armoede: mensen die niet arm geboren zijn, maar toch in armoede verzeild raken

Slide 33 - Tekstslide

2.2 Aspecten van armoede p. 180
Oef.5 p.180: Lees alvast de vragen, bekijk daarna fragment Zorgen voor mama (7'22")

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

2.2 Aspecten van armoede p. 180-181
  • Inkomen en schulden
  • Voeding
  • Huisvesting
  • Gezondheidszorg
  • Onderwijs
  • Werk 

Slide 36 - Tekstslide

2.2 Aspecten van armoede p. 181
Oef.6 p.180: 
  • Kijk in de planner voor de link
  • Bekijk de verschillende fragmenten uit Zorgen voor mama
  • Benoem telkens het aspect van armoede en geef kort uitleg

Slide 37 - Tekstslide

2.3 Kringloop of web van armoede p. 182
Armoede = complex fenomeen!

Vraag van vorige week:
Aan welke aspecten denken jullie bij 
armoede? 
-> web van armoede in praktijk!

Oef.7 p.182

Slide 38 - Tekstslide

2.3 Kringloop of web van armoede p. 182
Oef.7 p.182
Extra elementen?
  • vrije tijd, hulpverlening, justitie, sociale contacten, gezin
1 vertrekpunt?
  • De verbanden die in het schema getrokken zijn, gaan niet zomaar uit van één punt, maar lopen allemaal door elkaar. Er is dus niet zomaar één oorzaak voor armoede.
'Web van armoede'?
  • Een probleem in een van deze domeinen van het leven heeft een invloed op andere domeinen. Dat zorgt ervoor dat armoede niet eenvoudig op te lossen is en men er dus niet zomaar kan aan ontsnappen.

Slide 39 - Tekstslide

2.4 Klovenmodel p. 183
Bart Demyttenaere (boek In vrije val: armoede in België)
5 kloven tussen armen - rijken:
  • Gevoelskloof
  • Kenniskloof
  • Vaardigheidskloof
  • Positieve krachtenkloof
  • Structurele kloof

Slide 40 - Tekstslide

2.4 Klovenmodel p. 183
Gevoelskloof
Negatieve gevoelens:
- gebrek eigenwaarde
- negatief zelfbeeld
- gevoel uitsluiting
Kenniskloof
Minder beschikbaarheid informatiekanalen
Vaardigheidskloof
Veel vaardigheden krijgen we als kind reeds mee, wat je zelf niet geleerd hebt kan je ook niet doorgeven
Positieve krachtenkloof
Meer positieve krachten!
Bv. sterk solidariteitsgevoel, grote vechtlust...
Structurele kloof
Systematische uitsluiting uit belangrijke levensdomeinen 
Bv. huisvesting, onderwijs...

Slide 41 - Tekstslide

2.4 Klovenmodel p. 183
Oef.8 p.183: toepassen Marleen en Sven uit Zorgen voor mama
Eerst: oef.6 p.181 doornemen ter opfrissing
Dan: 
  • Kenniskloof
  • Vaardigheidskloof
  • Positieve krachtenkloof

Slide 42 - Tekstslide

2.4 Klovenmodel p. 183
Extra oefening:
  • Neem je GSM hiervoor
  • We gaan telkens een korte casus lezen
  • Kies welke kloof er het beste bij past
  • Denk ook telkens na over 'waarom' je deze kiest
  • Nadien ga je in de klas staan bij de desbetreffende kloof en bespreken we na waarom je deze gekozen hebt

Slide 43 - Tekstslide

Casus 1: Lisa voelt zich buitengesloten in haar vriendengroep omdat ze niet dezelfde dure kleding kan kopen als haar vrienden.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 44 - Poll

Casus 2: Ahmed heeft moeite om zijn mening te uiten in de klas omdat hij bang is dat zijn taalvaardigheid niet goed genoeg is.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 45 - Poll

Casus 3: Sophie begrijpt niet dat haar vriendinnen zo zwaar tillen aan een kleine overhoring die heel moeilijk was. Zij vind dit slechts een heel kleine tegenvaller en vergeet het snel.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 46 - Poll

Casus 4: Tom wordt gepest op school omdat hij een andere culturele achtergrond heeft.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 47 - Poll

Casus 5: Emma voelt zich onzeker over haar lichaam omdat ze niet geen fitness abonnement kan nemen en niet voldoet aan de schoonheidsidealen die ze op sociale media ziet.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 48 - Poll

Casus 6: Laura voelt zich buitengesloten omdat ze graag samen met haar vrienden een nieuwe hobby zou willen doen, maar dit financieel niet gaat om zich in te schrijven. vrienden.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 49 - Poll

Casus 7: Mark voelt zich onzeker omdat hij niet dezelfde technologische vaardigheden heeft als zijn klasgenoten doordat ze thuis geen computer hebben.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 50 - Poll

Casus 8: Fien kiest een richting in de A-finaliteit omdat ze dan na haar middelbaar rechtstreeks kan gaan werken. Haar ouders kunnen geen verdere studie betalen.
Gevoelskloof
Kenniskloof
Vaardigheids kloof
Positieve krachtenkloof
Structurele kloof

Slide 51 - Poll

Stellingendebat
  • Jullie krijgen ieder een rood, geel en groen papiertje
  • Dit staat voor 'oneens-neutraal-eens'
  • Lees de stellingen en noteer op een apart blad per stelling jouw kleur en de motivering voor deze keuze
  • Gebruik hiervoor de theorie! 

Slide 52 - Tekstslide

Stellingendebat
  • Steek per stelling jouw gekozen kleur op
  • Motiveer jouw antwoord

Slide 53 - Tekstslide

3 Gevolgen p. 184
Ongelijkheid geheel moreel fout???
  • Enige ongelijkheid helpt om mensen te stimuleren
  • Ongelijkheid te groot -> ernstige gevolgen...

Slide 54 - Tekstslide

3 Gevolgen p. 184-186
Oef.9 p.184-186
  1. Onderwijs
  2. Levensverwachting
  3. Economische groei
Er worden 3 gevolgen besproken. Jullie gaan in groepjes werken voor elk één gevolg te bestuderen a.d.h.v. de gegevens in jullie cursus.

Groepen worden ingedeeld door kleuren. Wie vindt zichzelf sterk in het aflezen van grafieken? Wie vindt dit van zichzelf eerder een groeipunt?

Slide 55 - Tekstslide

3 Gevolgen p. 184-186
Oef.9 p.184
1. Onderwijs:
Leerlingen uit gezinnen met goede SES:
  • behalen gemiddeld hogere prestaties
  • hebben meer kans om in het ASO te komen
  • hebben een kleinere kans om te blijven zitten

Slide 56 - Tekstslide

3 Gevolgen p. 184-186
Oef.9 p.185
2. Levensverwachting:
  • Sociale ongelijkheid leidt tot ongelijkheid in levensverwachting.
    Mannen: arme gemeentes 75.4; rijke gemeentes 78.2
    Vrouwen: arme gemeentes 81.6; rijke gemeentes 83.1
  • Levensverwachting systematisch hoger in rijke randgemeentes (Antwerpen en Gent) dan in armere centrumgemeentes.

Slide 57 - Tekstslide

3 Gevolgen p. 184-186
Oef.9 p.186
3. Economische groei:
Hoge inkomensongelijkheid weegt op de economische welvaart. 
Bv. Belgische economie 1990 -> 2010: groei van bijna 30%. Echter, als de ongelijkheid was gereduceerd, zou die groei nog groter geweest zijn.

Slide 58 - Tekstslide

Afronding H8: Terug naar... Betekenis p.176
Ongelijkheid door:
  • verdeling van schaarse, algemeen gewaardeerde zaken, namelijk...
  • verschillende waardering en behandeling van mensen o.b.v. hun positie en levensstijl

Opdracht: toepassing op een zelf gekozen land
Evaluatie: We gaan deze nu evalueren voor elkaar
  • Elk groepje kiest een land
  • Evaluatieformulier wordt per persoon ingevuld

Slide 59 - Tekstslide

Afronding H8: Opdracht
Extra verwerkingsopdracht:
  • Individuele opdracht
  • Zie Bookwidget via de planner
  • Gebruik jullie oortjes om de filmpje(s) te bekijken

Slide 60 - Tekstslide