Reflectie mens & activiteit

Reflectie mens & activiteit
Deze les ga je zelfstandig doorlopen. Er worden verschillende onderdelen van dit boek herhaald, ook worden er vragen gesteld om te kijken of je alles hebt begrepen. Zo kom je er achter wat je nog extra moet oefenen voor de toets. Veel succes! 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Reflectie mens & activiteit
Deze les ga je zelfstandig doorlopen. Er worden verschillende onderdelen van dit boek herhaald, ook worden er vragen gesteld om te kijken of je alles hebt begrepen. Zo kom je er achter wat je nog extra moet oefenen voor de toets. Veel succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Mens en activiteit 

Slide 2 - Tekstslide

De brede school
Dit boek ging over de brede school. Op de brede school heb je behalve een basisschool ook een kinderdagverblijf, een BSO, een peuteropvang, een sportzaal en een bibliotheek. 

Er is ook een dagopvang voor ouderen, het is dus een ontmoetingspunt voor de hele wijk. Er werken veel verschillende mensen. In het boek heb je kennis gemaakt met Tabita, Peter, Samira, Kim en Adem. 

Slide 3 - Tekstslide

Tabita
Tabita organiseert veel activiteiten, ze ontmoet mensen van alle leeftijd én werkt met iedereen samen. Haar werk is heel afwisselend. De ene keer organiseert ze iets voor peuters, daarna voor ouderen. Ze moet daarom goed rekening houden met wat voor welke groep geschikt is. 

Slide 4 - Tekstslide

Beperkingen
Een beperking is een vermindering van iemand mogelijkheden om dingen te doen. Dit kan lichamelijk of verstandelijk zijn. 

Verstandelijk --> iemand is geestelijk minder ontwikkeld dan andere mensen van zijn leeftijd. 

Lichamelijk --> wordt ook wel fysiek genoemd. Dit kan te maken hebben met:
- Motoriek (bewegen)
- Auditief (Gehoor)
- Zicht (Visueel) 


Slide 5 - Tekstslide


Wat is NAH?
A
Niet anders dan anderen
B
Nederlandse Hersenstichting
C
Niet Aangeboren Hersenletsel
D
Een meervoudige beperking

Slide 6 - Quizvraag

Groepen
Mensen die iets met elkaar delen, horen tot een groep: 
- Ze hebben een band met elkaar
- Ze hebben hetzelfde doel 
- Ze hebben elkaar nodig om een doel te bereiken
- Binnen de groep gelden regels en afspraken

Activiteiten voor een groep kan te maken hebben met plezier, met iets aanleren of met herhalen. 

Slide 7 - Tekstslide

Groepen
Er zijn verschillende soorten groepen. 

Horizontale groep --> alle groepsleden hebben dezelfde leeftijd
Verticale groep --> de groepsleden hebben verschillende leeftijden 

Homogene groep --> de groepsleden hebben dezelfde kenmerken 
Heterogene groep --> de groepsleden hebben verschillende kenmerken 

Slide 8 - Tekstslide

Een groep op de kinderopvang met kinderen in dezelfde leeftijd is een...
A
Horizontale groep
B
Verticale groep

Slide 9 - Quizvraag

Een familie van 15 personen die samen op vakantie gaan, is een...
A
Homogene groep
B
Heterogene groep

Slide 10 - Quizvraag

Levensfase
Iemands leeftijd is belangrijk bij het organiseren van een activiteit. Je moet rekening houden met de levensfase (leeftijdsgroep) waar iemand inzit. 

Levensfase = een periode in iemands leven die anders is dan andere periodes. Er wordt gekeken naar leeftijd, lichamelijke ontwikkeling, school en werk. 

Slide 11 - Tekstslide

Schoolkind
Oudere
Peuter
Baby
Volwassene
Dreumes
Puber - Adolescent
Kleuter
(hoog) bejaarde
0-1 jaar
1-2 jaar
2-4 jaar
4-6 jaar
6-12 jaar
12-21 jaar
21-60 jaar
60-80 jaar
80+ jaar

Slide 12 - Sleepvraag

Doelen activiteit
Creatief --> nieuwe dingen bedenken/maken --> knutselen
Educatief --> iets leren --> op ontwikkeling gericht 
Recreatief --> gericht op plezier --> voor de leuk
Sociaal --> leren omgaan met anderen
Sportief --> gericht op bewegen/sport 

Slide 13 - Tekstslide

Met de peuters gaat Tabita naar de speeltuin. Dit is vooral een...
A
Creatieve activiteit
B
Educatieve activiteit
C
Recreatieve activiteit
D
Sociale activiteit

Slide 14 - Quizvraag

Met de ouderen gaat Tabita een bloem knutselen. Dit is een...
A
Creatieve activiteit
B
Educatieve activiteit
C
Recreatieve activiteit
D
Sociale activiteit

Slide 15 - Quizvraag

De kleuters leren schrijven. Dit is een...
A
Creatieve activiteit
B
Educatieve activiteit
C
Recreatieve activiteit
D
Sociale activiteit

Slide 16 - Quizvraag

Draaiboek
In een draaiboek komen de belangrijke punten te staan die belangrijk zijn om te activiteit te kunnen organiseren: 
- Plaats/datum activiteit 
- Doel/groep
- Tijdsplanning
- Materialen/hulpmiddelen
- Wie doet wat? 
- Kosten 

Belangrijk is om een activiteit te evalueren --> bewust nadenken hoe iets is gegaan

Slide 17 - Tekstslide

Peter
Peter is docent bij de muziekschool. Hij bedenkt veel muzikale, leuke dingen om te doen. Een dag zonder muziek is voor hem ondenkbaar! 

Iedereen kan muziek maken, het kan altijd en overal. Je hebt namelijk altijd je stem bij je. Hierbij is motiveren en stimuleren erg belangrijk. Dat betekent mensen er bewust bij betrekken, zodat ze mee gaan doen. 

Slide 18 - Tekstslide

Iemand motiveren/stimuleren mee te doen kan op de volgende manier:
A
Laten zien dat je het zelf leuk vindt om mee te doen
B
Langs de kant kijken hoe de groep het doet
C
Zeggen als iemand het niet goed doet
D
Zeggen dat het niet hoeft als ze niet willen

Slide 19 - Quizvraag

Samira
Samira werkt bij de bibliotheek in de brede school. Daar komen veel verschillende mensen van verschillende leeftijden. 

Ze lenen niet alleen boeken uit, maar je kan daar ook de krant lezen, luisterboeken en puzzels lenen. Ze wil graag dat er meer pubers komen. Daarom organiseert ze een filmavond. Daar heeft ze voortrekkers voor nodig. Dat zijn mensen die de leiding hebben/veel gevolgd worden. 

Slide 20 - Tekstslide

Objectief/subjectief
Objectief --> dit zijn feiten. Iedereen kan zien dat het zo is, daar is geen twijfel over mogelijk. 

Subjectief --> dit zijn meningen/ideeën. Iedereen kan er anders over denken. Dat kan je vaak zien aan beoordelingswoorden, zoals leuk, bijzonder of veel. 

In een rapportage (verslaglegging) is objectieve informatie erg belangrijk. Zo kunnen mensen lezen hoe het écht is gegaan. 

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk beoordelingswoorden op!

Slide 22 - Woordweb

Er zitten 23 leerlingen in de peutergroep. Dit is een ...
A
Objectieve zin
B
Subjectieve zin

Slide 23 - Quizvraag

Er zitten 23 leerlingen in de peutergroep, dat zijn er net wat teveel. Dit is een ...
A
Objectieve zin
B
Subjectieve zin

Slide 24 - Quizvraag

Het was vandaag lekker zonnig om buiten te wandelen. Dit is een ...
A
Objectieve zin
B
Subjectieve zin

Slide 25 - Quizvraag

We zijn vandaag buiten geweest om te wandelen. Dit is een ...
A
Objectieve zin
B
Subjectieve zin

Slide 26 - Quizvraag

Kim
Kim houdt toezicht op de sportzaal. Zij vindt het belangrijk dat alle groepen bewegen. Ook zorgt zij voor de materialen in de sportzaal. 

Zij zorgt ervoor dat mensen de oefeningen goed uitvoeren. Als dat niet goed gaat, dan zal zij de mensen corrigeren (= fouten verbeteren). 

Zij zal de mensen observeren (precies kijken) en feedback geven (= vertellen wat er goed gaat/wat er beter kan).

Slide 27 - Tekstslide

Adem
Adem werkt bij het kinderdagverblijf. Hij vindt het mooi om te zien hoe kleine kinderen zich ontwikkelen. Een goede band opbouwen met ouders is erg belangrijk. 

Ik organiseer ook activiteiten om ouders beter te leren kennen, daarbij gebruik ik een draaiboek én dit pas ik elke keer wat aan na de evaluatie. 

Zijn werk heeft te maken met opvoeden = pedagogisch

Slide 28 - Tekstslide

Opvoedingsstijlen
1. Autoritaire opvoeding --> ouders hebben regels, kinderen moeten luisteren. Er wordt niet overlegd. Regels overtreden = straf. 

2. Democratische opvoeding --> ouders hebben regels die ze uitleggen aan de kinderen. Ze houden rekening met de wensen van de kinderen. 

3. Toegeeflijke opvoeding --> ouders hebben veel aandacht voor de wensen van het kind, er mag veel, er is nauwelijks straf. De wensen van het kind zijn belangrijker. 

4. Verwaarlozende opvoeding --> ouders geven geen regels/grenzen. Kinderen moeten het zelf uitzoeken. 

Slide 29 - Tekstslide

Welke opvoeding wordt het meest in Nederland gebruikt?
A
Autoritaire opvoeding
B
Democratische opvoeding
C
Toegeeflijke opvoeding
D
Verwaarlozende opvoeding

Slide 30 - Quizvraag

Betrokkenheid
Als je met mensen werkt, is het belangrijk om betrokken te zijn. Dat kan je je verbonden voelen met de ander. Empathie is daarbij belangrijk = inleveren in de gevoelens van een ander. 

Je laat zien dat je betrokken bent door het tonen van belangstelling en door actief te luisteren. Dat doe je door open (met uitleg) en gesloten vragen (alleen ja/nee) te stellen. 

Ook toon je betrokkenheid, door respectvol met elkaar om te gaan, begrip te tonen en emoties een plaats te geven. 


Slide 31 - Tekstslide

Hoe gaat het met je? is een voorbeeld van een...
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 32 - Quizvraag

Wat heb je vandaag gedaan? is een voorbeeld van een...
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 33 - Quizvraag

Wil je meedoen? is een voorbeeld van een...
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 34 - Quizvraag

Als ik terugkijk op dit boek en als ik moet aangeven hoe interessant ik het heb gevonden, dan geef ik van 0-100:
0100

Slide 35 - Poll

Als ik terugkijk naar hoe ik vind dat ik heb gewerkt in dit boek, dan geef ik van 0-100:
0100

Slide 36 - Poll

Als je terugkijkt op het werken in dit boek, waar ben je dan het meest trots op?

Slide 37 - Open vraag

Wat zou je de volgende keer anders willen doen?

Slide 38 - Open vraag

Dit boek ging over activiteiten organiseren. Welke eigenschappen heb jij die daarbij goed passen?

Slide 39 - Open vraag

Voeg tot slot een foto toe die voor jou passend is bij dit boek.

Slide 40 - Open vraag