In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Bonjour!
Slide 1 - Tekstslide
Imparfait
De verleden tijd zónder hulpwerkwoord. In het NL als 'ik ging, ik was, ik at, ik liep' etc.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik ken de regel voor het maken van de imparfait.
Ik ken de uitgangen van de imparfait.
Ik kan het stappenplan toepassen om een imparfait te maken.
Ik ken de uitzondering van het werkwoord être.
Ik kan werkwoorden omzetten in vier verschillende tijden.
Ik weet hoe ik de werkwoordstijden moet vertalen.
Slide 3 - Tekstslide
Het maken van een 'imparfait' gaat volgens principe 'hakken/plakken'. Maar wel vanuit een ander startpunt!
Regel:
nous-vorm uit de présent zónder -ons
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Leer deze uit je hoofd!
Slide 4 - Tekstslide
Waarom de nous-vorm? Vanwege afwijkende vormen bij sommige werkwoorden. Neem alleen al de groep -ir met langere nous-vorm.
Dus: nous-vorm -ons + uitgangen.
hij ging -> ging komt van gaan, gaan = aller -> nous-vorm = allons -> -ons = all -> hij = il all -> uitgang van il = ait. Dus:
hij ging = il allait
Slide 5 - Tekstslide
Één uitzondering, slechts eentje
Het werkwoord être heeft geen nous-vorm waar je -ons vanaf kunt halen. Het is immers (nous) sommes. Dus deze krijgt een geheel eigen vorm (die je al heel vaak hebt gezien én gebruikt).
Slide 6 - Tekstslide
Je hebt hem eerder gezien als c'était
Het werkwoord être gaat op de volgende manier:
Slide 7 - Tekstslide
-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient
vous
il/elle/on
nous
Je
Tu
Ils/elles
Slide 8 - Sleepvraag
Zet de volgende werkwoorden in de imparfait. Pak je schrift.
1. regarder - tu (jij keek)
2. choisir - vous (jullie kozen)
3. vendre - ils (zij verkochten)
4. faire - nous (wij deden)
5. travailler - il (hij werkte)
6. réfléchir - je (ik dacht na)
7. être - elles (zij waren)
8. attendre - tu (jij wachtte)
9. vouloir - elle (zij wilde/wou)
Slide 9 - Tekstslide
Plaats hier je gemaakte werk (zie slide 9) maak een foto hiervan
Slide 10 - Open vraag
Dan kun je nu ook omzetten van P -> PC -> FP -> I
1. Tu regardes - tu as regardé - tu vas regarder - tu regardais
Jij kijkt jij hebt gekeken jij gaat kijken jij keek