B1F present simple vs present continuous

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 4 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 6 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoonte, feit en regelmaat.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
SHIT-regel
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord
D
Werkwoord + -ed

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct option
... their bikes now?
A
Do they ride
B
Are they riding

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct option
Usually it ... all summer
A
doesn't rain
B
isn't raining

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct option
Excuse me, ... this computer?
A
do you use
B
are you using

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing word
... you wearing a coat now?
A
is
B
are
C
do
D
does

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing word
... you have lunch at school?
A
is
B
are
C
do
D
does

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the missing word
... you wear a coat at the weekend?
A
is
B
are
C
do
D
does

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies