16.2 Spieren (deel 1)

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je kunt uitleggen hoe de bouw van de spier samenhangt met de functie (organisme-niveau tot molecuulniveau).

Impulsoverdracht en activatie van de spier, verkorting en rek van het sarcomeer, verschillende spier(vezel)typen



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welk type motor neuron zorgt voor fijne motoriek? Een neuron dat een motorische eenheid van enkele spiervezels aanstuurt of een neuron dat 100-en neuronen aanstuurt?
A
enkele
B
honderden

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Bron 11 - blz 245
Op de volgende slides zie je bron 11 met uitleg per stap.
In principe is dit ook uitgelegd in het voorgaande filmpje

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Werking van de spier
Op molecuulniveau, met iets meer detail dan het vorige filmpje. Bestudeer voor je de video kijkt eerst bron 8, 9 en 10 op p. 244 van je boek.

Slide 17 - Tekstslide

5

Slide 18 - Video

00:46
Hoe wordt een spiervezel dus geactiveerd?
A
Door een stroompje via een andere spier
B
Door een stofje in het bloed
C
Door een stroompje via een zenuwcel

Slide 19 - Quizvraag

01:13
Spieren trekken samen als...
A
De filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven

Slide 20 - Quizvraag

02:52
In het filmpje zag je ATP voorbijkomen. Waarvoor dient ATP in de spier?
A
Om de filamenten van elkaar los te maken
B
Om de filamenten aan elkaar te binden

Slide 21 - Quizvraag

03:29
Dus: zorgen calcium-ionen ervoor dat de spier samentrekt of juist ontspant?
A
Samentrekt
B
Ontspant

Slide 22 - Quizvraag

04:09
De Z-lijn komt dichterbij de M-lijn. De 'M-lijn' is het midden van de A-band (p. 244)
Wordt de A-band dan korter? Of de I-band?
A
Beide
B
Geen van beide
C
Alleen de A-band
D
Alleen de I-band

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de goede volgorde. Wat gebeurt er bij de verkorting van een sarcomeer?
1
2
3
4
ATP bindt aan een myosinekop 

Aan de myosinekop zit ADP, wanneer ADP de kop verlaat, veert de kop van de actieve stand naar de niet-actieve stand en trekt aan het actinefilament. 

Er komen CA2+ ionen vrij in de spiervezel, hierdoor verandert de structuur van tropomyosine, de myosinekop bindt aan actine. 


De myosinekop splitst ATP in ADP+Pi, door de energie die hierbij vrijkomt buigt de kop in de actieve stand. 

Slide 24 - Sleepvraag

Huiswerk
-Lezen 6.2 tot aan 'uitrekken'
-maken opdracht 1 t/m 4
-Op de volgende slide een link naar bioplek, handig om te bekijken. De verschillende spierweefsels staan hier beschreven. 
-Ook nog een link naar een uitlegfilmpje (handig voor het leren van je SE) 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Video