1e en 3e naamval

1e en  3e naamval
H3 Kapitel 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

1e en  3e naamval
H3 Kapitel 4

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen
1e naamval = onderwerp van de zin = Nomintiv --> Wie/Wat+PV
3e naamval =meewerkend voorwerp van de zin =Dativ --> Aan/Voor wie/wat +PV+Ond.+Lv
der-Gruppe:
bepaalde lidwoorden + aanwijzend voornaamwoorden
ein-Gruppe: een, geen en bezittelijke voornaamwoorden
voorzetsels: signaalwoorden daarna +3e

Slide 2 - Tekstslide

Naamvallen: Wie wat waar en waarom?
Naamvallen zijn niks anders dan zinsdelen: 1e nv=onderwerp, 4e nv= lijdendvoorwerp, 3e nv=mewerkend voorwerp
In het Duits hebben voorzetsels een voordeel: Na mit,nach,bei, seit, von, zu, aus, außer, entgegen en gegenüber moet je de 3e nv gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Bestaat dat ook in het Nederlands?
Ja!

Slide 4 - Tekstslide

Waar? (persoonlijke vnw)
In het Nederlands heb je bij persoonlijkevoornaamwoorden een onderwerps- en een lijdende vorm. De onderwerpsvorm wordt gebruikt als het pvnw. het onderwerp is. De lijnde vorm wordt gebruikt waaneer het het lijdend voorwerp of het meewerkendvoorwerp van de zin is.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld (ond., lv.)
Ik hou van hem . NIET: Ik hou van hij.
Ik geef aan hem een cadeau. NIET Ik geef aan hij een cadeau
DUITS
Ich liebe ihn. NIET: Ich liebe er.
Ich gebe ihm ein Geschenk. Niet: Ich gebe er ein Geschenk.

Slide 6 - Tekstslide

Maar? Wat is dan het probleem?
Anders dan in het Nederlands hebben de lijdendevormen in de deerde of vierde naamal (vaak) verschillende vormen
hij -->hem--> hem
er --> ihn (4e)-->ihm (3e)
en ook andere woordsoorten krijgen andere vormen. --> die Frau (1e of 4e) maar der Frau (3e nv)

Slide 7 - Tekstslide

deze woorden kun je in 3 groepen onderverdelen

1. persoonlijke voornaamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Bekijk nu eerst de volgende uitleggen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Nu jij

Slide 13 - Tekstslide

Meewerkend vw
Lijdend vw
Onderwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 14 - Sleepvraag

Bij de volgende opdracht zijn eerste, derde en vierde naamval door elkaar

Slide 15 - Tekstslide

Meine Mutter geht mit ______(haar)
A
sie
B
Sie
C
ihr
D
ihm

Slide 16 - Quizvraag

Durch _____(hem) haben wir verloren
A
er
B
Sie
C
ihn
D
ihm

Slide 17 - Quizvraag

Ist das Buch von ______(jullie)
A
euch
B
ihm
C
sie
D
ihr

Slide 18 - Quizvraag

______(Ik) gehe zu _______(jou)
A
Mir ….du
B
Ich… dir
C
Ich…..dich
D
Du.... mich

Slide 19 - Quizvraag