Spreekles praatplaten <A1

Wat gaan we doen?

  • Vraagzinnen oefenen [ herhalen] 
  • Oefenen met bijvoeglijke naamwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

  • Vraagzinnen oefenen [ herhalen] 
  • Oefenen met bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les kan je:

  • goede vraagzinnen maken met 6W1H
  • antwoord geven in zinnen met gebruik van           bijvoeglijke naamwoorden


Wat zie je?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?


Maak zinnen bij de plaatjes.

Kijk of je ook hoofdletters en leestekens kunt gebruiken.
Weet je het nog?
  • Wie
  • Wat
  • Waar
  • Wanneer
  • Welke
  • Hoe

Slide 4 - Tekstslide

Samen oefenen
  •  Pak je telefoon
  • Log in bij LessonUp 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Is de zin goed of fout?

De docent leggen de som uit op het bord.


A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Is de zin goed of fout?

Het meisje heb een blauwe broek en een gele trui aan.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Is de zin goed of fout?

De kinderen kijkt naar buiten.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Is de zin goed of fout?

Ik vind het leuk dat wij veel huiswerk hebben.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Vraagzinnen schrijven praatplaat
Kijk naar de praatplaat op de volgende dia. 
Kijk goed en schrijf daarna 1 vraagzin op

Slide 11 - Tekstslide

Kijk goed. Maak 1 vraagzin. Schrijf op de volgende dia.

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf 1 vraagzin
op van de praatplaat.

Slide 13 - Open vraag

Kijk goed. Maak 1 vraagzin. Schrijf op de volgende dia.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf 1 vraagzin bij de praatplaat.

Slide 15 - Open vraag

Kijk goed. Maak 1 vraagzin. Schrijf op de volgende dia.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf 1 vraagzin bij de praatplaat.

Slide 17 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
Het boek is klein
Het kleine boek
Een klein boek

Slide 18 - Tekstslide

Benoem het product en beschrijf
voorbeeld: 
De komkommer
De groene komkommer
Een groene komkommer
De lange groene komkommer




Slide 19 - Tekstslide

De stoel is zwart
De .......... stoel
A
zwarte
B
zwart

Slide 20 - Quizvraag

De kast is groot
De ....... kast
A
groot
B
grootte
C
grote

Slide 21 - Quizvraag

De stoel is laag
Een ........ stoel
A
laage
B
laag
C
lage

Slide 22 - Quizvraag

Het haar is grijs
Het ....... haar
A
grijse
B
grijze
C
grijs

Slide 23 - Quizvraag

Die armband is mooi
De ....... armband
A
mooi
B
mooie

Slide 24 - Quizvraag

Begrijp je het nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll