20-4 klas 1

Zinsdelen
Woordsoorten
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
voorzetselvoorwerp
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
bijwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen
Woordsoorten
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
voorzetselvoorwerp
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
bijwoord

Slide 1 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties:
Was dit jouw boek of het zijne ?
Hij staarde voor zich uit.
Jack houdt niet van zulke/dergelijke opmerkingen.
Heb je nog iets van haar gehoord?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 2 - Sleepvraag

aanwijzend voornaamwoord
(aanw.vnw)
vragend voornaamwoord (vr.vnw)
geen vr. vnw en geen aanw. vnw
deze
daar
die
wie
dit
wat voor een
waar
welk
menig

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Weekprogramma nu online les:
Di: H5 Formuleren (p.152) 
(theorie en m. 1-6) 
      H5 Spelling bn (p.154)
(theorie en m. 1-5)

Wo: les vervalt

Vr: grammatica gele boekje 
(voorzetselvoorwerp)
Weekprogramma nu op school:
Di: H5 Formuleren (p.152)
       grammatica gele boekje   
      

Wo: les vervalt

Vr: H5 Spelling bn (p. 154)

Slide 5 - Tekstslide

H5 Spelling bn (p.154)
Lees de theorie door op p. 154 en maak opdracht 1 - 5.
Bij opdracht 1 verleng je het genoemde bn. 
(vb. groen: de lange vorm is 'groene'.)
Bij opdracht 2 en 3 noteer je het correct gespelde bn. 
Bij opdracht 4 ga je nadenken over de spellingsregels. Tip: maak van de lange versie de korte versie (en omgekeerd).
Bij opdracht 5 oefen je spelling van woorden met g, gg, ch. 
Tot slot kijk je de opdrachten na. Vrijdag moet het af zijn (controle huiswerk!).
Om 8.55u terug in de les (Teams) voor uitleg H5 Formuleren.
Opd.1.5: kras= krachtig, flink (ondanks ouderdom) of ongehoord

Slide 6 - Tekstslide

H5 Formuleren (p.152)
  • De trappen van vergelijking!
...als en ...dan?

  • maken opdracht 1-6

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het betekenisverschil?

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 9 - Tekstslide

voorzetselvoorwerp
Nakijken

Slide 10 - Tekstslide

Als / dan?
Als na een stellende trap:
Net zo groot als ik.

De juiste vorm ik of mij? Maak de zin langer en vul aan met de persoonsvorm. Net zo groot als ik (ben).




Ezelsbruggetje voor het onthouden van de 'stellende' trap? 

Slide 11 - Tekstslide

Je gebruikt dan na de vergrotende trap.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het betekenisverschil tussen zin 1 en 2?
1. Danny vindt jou leuker dan ik.
2. Danny vindt jou leuker dan mij.
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag:

Maken: Opdracht 1-6 (p.152-153). Opdr. 4.4 sla je over. 
Vrijdag moet het af zijn (controle huiswerk).
Vragen: Theorieblok (p.152). Na 10 minuten: mij. 
Hoe: 10 minuten in absolute stilte, daarna overleg op fluistertoon.
Klaar: Kijk de opdrachten na. Daarna grammatica (gele boekje).
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide