Thema 4, week 3 - Spanning!

Elektriciteit

60 week 3

EO


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit

60 week 3

EO


Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Spanningsbronnen

Hier nog wat voorbeelden van spanningsbronnen.

Waarom staat een stopcontact hier niet tussen?

Slide 3 - Tekstslide

Wat was de spanningsbron?
A
het zonnepaneel
B
De dynamo
C
De batterij
D
de accu

Slide 4 - Quizvraag

Verschillende spanningsbronnen

Slide 5 - Woordweb

Welke van de onderstaande onderdelen is geen spanningsbron?
A
Accu
B
powerbank
C
Batterij
D
schakelaar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is spanning?


Spanning is de Grootheid van elektrische energie.
De Eenheid die daarbij hoort is Volt. (V)

Op batterijen kun je altijd zien hoeveel Volt de spanning is van een batterij. 

Als een lampje 6Volt nodig heeft om te branden, heb je dus ook 6Volt aan batterijen nodig om dit lampje te laten branden. 

Slide 7 - Tekstslide

Spanning

Wanneer ik een lampje gebruik dat 6 Volt nodig heeft, maar ik kan geen batterij vinden van precies 6 Volt, wat moet ik dan doen denken jullie? 

Slide 8 - Tekstslide

6 Volt nodig, maar heb die batterij niet... Wat moet ik doen?
A
Gebruik een batterij van meer dan 6 V
B
Gebruiken een batterij van minder dan 6 V
C
Gebruik vier 1,5 V batterijen
D
Stop het lampje in het stopcontact

Slide 9 - Quizvraag

Spanning
Je mag NOOIT een spanningsbron aansluiten die hoger is dan het nodige voltage van een lampje. Dan brandt het lampje door en gaat deze kapot.
(Een stopcontact heeft een voltage van 230 V)

Een lager voltage aansluiten mag, maar dan zal het lampje niet zo fel branden. 

Het beste kun je vier batterijen van 1,5 V gebruiken

Slide 10 - Tekstslide

Moeilijke vraag!
V staat voor Volt.
Waarvoor staat kV?

Slide 11 - Open vraag

Wat gebeurt er met de spanning als je meerdere batterijen of spanningsbronnen achter elkaar plaatst?
A
niets
B
De spanning blijft gelijk
C
ik moet ze bij elkaar optellen
D
je moet ze met elkaar vermenigvuldigen

Slide 12 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 13 - Woordweb

Schrijf in je agenda
Huiswerk 
Maken hoofdstuk 2 
Nakijken hoofdstuk 1

Slide 14 - Tekstslide