Presentarse en español

1 / 22
volgende
Slide 1: Interactieve video met 1 slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1

Slide 1 - Video

¿Cómo te llamas?
A
Me llamo...
B
Llamo...

Slide 2 - Quizvraag

¿Cómo te llamas?
A
Se llama Isabel.
B
Me llamo Pedro.
C
Tengo trece años.
D
Muy bien.

Slide 3 - Quizvraag

Hola, _____ Juan. ¿Y tú cómo te llamas?
A
me llamo
B
se llama
C
te llamas
D
se llaman

Slide 4 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
¿ Cómo te llamas?
A
Yo
B
C
Él / Ella
D
Nosotros

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent de vraag:
¿Cómo te llamas?
A
Waar woon jij?
B
Hoe heet jij?
C
Waar kom je vandaan?
D
Hoe oud ben je?

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vraag je " Waar woon je?"
A
¿Dónde vivís?
B
¿Dónde vives?
C
¿Dónde viven?
D
¿Dónde vive?

Slide 7 - Quizvraag

01:46
Wat zou de dónde eres
kunnen betekenen?
A
ik ben
B
waar
C
waar kom je vandaan
D
Wie ben je?

Slide 8 - Quizvraag

¿Dónde vives?
A
Waar woon je?
B
Hoe heet je?
C
Hoe oud ben je?
D
Hoe heet je hond?

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Soy de Holanda, soy holandés.
A
¿Dónde vives?
B
¿Dónde bibes?
C
¿De dónde erres?
D
¿De dónde eres?

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de vraag?

Dit is het antwoord: Vivo en Helmond.
A
¿De dónde eres?
B
¿Donde bibes?
C
¿De donde eres?
D
¿Dónde vives?

Slide 11 - Quizvraag

¿Dónde vives?
A
Soy de Ámsterdam
B
Estoy en Ámsterdam
C
Vivo en Ámsterdam
D
Vivo Ámsterdam

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vraag je waar iemand vandaan komt?
A
¿De dónde eres?
B
¿Dónde vives?

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent:
¿Cuántos años tienes?
timer
1:00
A
Hoe heet je?
B
Waar woon je?
C
Hoe gaat het?
D
Hoe oud ben je?

Slide 14 - Quizvraag

¿Cuántos años tienes?
A
Soy catorce.
B
Teno catorce.
C
Tieno catorce.
D
Tengo catorce.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe reageer je op:

¿Cuántos años tienes?
A
Tener doce años.
B
Tengo doce años.
C
Tengo doce anos.
D
Tengo dose años.

Slide 16 - Quizvraag

¿Cómo te llamas?

Slide 17 - Open vraag

¿Dónde vives?

Slide 18 - Open vraag

¿De dónde eres?

Slide 19 - Open vraag

¿Cuántos años tienes?

Slide 20 - Open vraag

Palabras= woorden
Nombre = Naam                    Nacionalidad= nacionaliteit
Edad= Leeftijd                        Dónde = waar
Vivir= wonen/leven              Profesión = Beroep
cuantos= Hoeveel                Despedida = afscheid nemen
Residencia= adres               Encantaso/a = aangenaam 

Slide 21 - Tekstslide

Verbos para presentarse
Llamarse = Heten
Tener= Hebben
Vivir= wonen/leven 

Slide 22 - Tekstslide