§14.3 Het zenuwstelsel (dl 2)

§14.3 Het zenuwstelsel (dl 2)

Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg

Wat doen de onderdelen? Bestudeer Nectar 14.3 de onderdelen zenuwen en grote hersenen.
Maak een overzicht in je samenvatting.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

§14.3 Het zenuwstelsel (dl 2)

Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg

Wat doen de onderdelen? Bestudeer Nectar 14.3 de onderdelen zenuwen en grote hersenen.
Maak een overzicht in je samenvatting.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke typen zenuwcellen er zijn
  • Je kunt beschrijven welke typen zenuwen er zijn
  • Je kunt uitleggen hoe een regelkring werkt en wat de rol van een receptor, norm en effector in een regelkring is
  • Je kunt uitleggen hoe we diepte zien
  • Je kunt uitleggen hoe nachtblindheid en kleurenblindheid ontstaan

Slide 2 - Tekstslide

Zenuwcellen
Zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen en ondersteunende cellen.
Zenuwcellen hebben een cellichaam (waar de kern zit) en uitlopers (lange 'armen' van de cel)

Slide 3 - Tekstslide

Zenuwcellen
De uitlopers van zenuwcellen kunnen wel 1 meter lang zijn.
De cellichamen van zenuwcellen zitten allemaal dichtbij of in het centrale zenuwstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen/ sensorische neuronen hebben uitlopers bij zintuigcellen. Ze geven een impuls door richting het centrale zenuwstelsel.

Slide 5 - Tekstslide

Zenuwcellen
Schakelcellen ontvangen impulsen van gevoels-zenuwcellen of van andere schakelcellen. Ze geven impulsen door aan schakelcellen of bewegingszenuwcellen.
Alleen in centraal zenuwstelsel

Slide 6 - Tekstslide

Zenuwcellen
Bewegingszenuwcellen/ motorische neuronen
ontvangen impulsen van schakelcellen. Ze geven impulsen door aan spieren 
of klieren

Slide 7 - Tekstslide

Zenuwen
Gemengde zenuwen:
zowel uitlopers van sensorische als van motorische zenuwcellen.
Dus zowel ingaand als uitgaand verkeer.

Slide 8 - Tekstslide

Zenuwen
Zenuwen zijn bundels met uitlopers van zenuwcellen. Deze uitlopers zijn geisoleerd met een beschermlaagje. Om de zenuw heen zit ook nog een stevige beschermlaag.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Nachtblindheid
Onvoldoende staafjesrood (pigment in de staafjes) zorgt voor minder lichtgevoeligheid in de staafjes. Hierdoor is het zicht in de schemer minder: nachtblindheid.

Slide 11 - Tekstslide

Kleurenblindheid
De pigmenten in de kegeltjes zijn normaal gevoelig voor rood, groen of blauw.
  • een van de pigmenten ontbreekt: je kunt die kleur dan niet zien
  • een van de pigmenten is verandert waardoor hij gevoelig wordt voor een andere kleur: je kunt dat het verschil tussen kleuren niet goed zien (groen/ rood bijvoorbeeld)

Slide 12 - Tekstslide

Diepte zien
In het chiasma opticum kruisen de
oogzenuwen elkaar gedeeltelijk.
Hierdoor vallen de beelden van het 
rechterdeel van het gezichtsveld van
beide ogen samen aan de linkerkant
van je brein (en andersom).

Slide 13 - Tekstslide

Regelkringen
Gegevens uit allerlei zintuigen op verschillende plekken in je lichaam geven input aan je brein. 
Je brein checkt of het nog goed gaat, zo niet -> bijsturen.
Dit is vaak een negatieve terugkoppeling.
Te veel van iets? Je brein regelt dat het minder wordt.
Te weinig van iets? Je brin regelt dat het meer wordt.

Slide 14 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling
Regelcentrum: brein (meestal)

Norm: de ideale waarde

Receptor: meet de waarde en geeft het door aan het regelcentrum

Effector: het ding dat in opdracht van het regelcentrum de waarde verandert (omhoog en/ of omlaag).

Slide 15 - Tekstslide

Receptoren
Mechanoreceptoren:
Registreren druk/ vormverandering (evenwichtszintuig, drukzintuig)

Chemoreceptoren:
Registreren een bepaalde stof (CO2, O2)

Slide 16 - Tekstslide