molariteit: oefenen met rekenen

Rekenen met zouten en molariteit
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen met zouten en molariteit

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen aan zouten
Reacties van zouten 

Slide 2 - Tekstslide

geef de r.v. van het dehydrateren van gips.

Slide 3 - Open vraag

Geef de oplosvergelijking van calciumfosfaat.

Slide 4 - Open vraag

Molariteit

  • Molariteit (M) = aantal mol (n) / volume in L (V)
  • Eenheid = mol/L = mol L-1 (mol per liter) = M (molair)
  • Zowel het symbool voor molaire massa als molariteit is beiden hoofdletter M. 
VB: Molariteit van suiker  = 2,0 mol/ L
       M (suiker) = 2,0 mol/L
       M(suiker) = 198 gram/mol





Slide 5 - Tekstslide

Molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een deeltjessoort in een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [H+]=0,10 M
  • Hier staat: de concentratie/molariteit van H+ ionen is 0,10 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,10 molair.



Slide 6 - Tekstslide

Nog een gebruik van M
Grootheid 'molaire massa': M = ......gram/mol
Grootheid 'molariteit': M = .....mol/L
maar ook: 
M is afkorting van eenheid 'molair' = mol/L 
molariteit zoutzuur = 0,5 mol/L
of:
M (HCl(aq)) =  0,5 M

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht: Je lost 0,34 mol CaCl2 op in water tot 2,0 L oplossing​​
a. Geef de oplosvergelijking​
b. Wat is de molariteit van de oplossing?​
c. Wat is de molariteit van de Ca2+ -ionen in de oplossing?​
d. Wat is de molariteit van de Cl- - ionen in de oplossing?​

Slide 8 - Open vraag

Opdracht: Je lost 0,34 mol CaCl2 op in water tot 1,0 L oplossing​​

a. Geef de oplosvergelijking​

b. Wat is de molariteit van de oplossing?​

c. Wat is de molariteit van de Ca2+ -ionen in de oplossing?​

d. Wat is de molariteit van de Cl- - ionen in de oplossing?​

Antwoorden
a. CaCl2 (s) --> Ca2+ + 2 Cl-
b. molariteit CaCl2 = 0,34 mol/L
c. molariteit Ca2+ = 0,34 mol/L
d. molariteit Cl- = 2x0,34 =0,68 mol/L

Slide 9 - Tekstslide

Maak H6, vraag 1

Slide 10 - Tekstslide

Neerslagreacties!

Slide 11 - Tekstslide

Wat nodig?

Slide 12 - Tekstslide