Hoofdstuk 13 - Het huis van Paul

Hoofdstuk 13 - Het huis van Paul
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 13 - Het huis van Paul

Slide 1 - Tekstslide

Lees de tekst
Paul doet de deur open. 
'Welkom in mijn grote huis!', zegt hij. 
Paula loopt naar binnen. 
Het huis van Paul is heel klein. 
Paula lacht. 
In de gang ziet ze een foto van een baby. 
'Wie is dat?' vraagt Paula. 'Heb jij een zoon?'

Slide 2 - Tekstslide

Het huis van Paul is groot
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Waar ziet Paula de foto van een baby?
A
B
C

Slide 4 - Quizvraag

De baby is een jongen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Lees de tekst
Paul lacht: 'Nee, dat ben ik!'
Paula lacht weer. 'Mooie baby ben jij', zegt ze. 
Paul doet een deur open. 
'Dit is de woonkamer', zegt hij. 
Paula kijkt naar de oranje bank. 
'Mooi', zegt ze, 'een Nederlandse bank!'

Slide 6 - Tekstslide

Paula vindt Paul een mooie baby
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Naar welke kamer gaan Paul en Paula?
A
B
C

Slide 8 - Quizvraag

Welke kleur is de bank?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Welke kleuren ken jij?
Schrijf de Nederlandse naam op.

Slide 10 - Open vraag

Lees de tekst
Ze lopen naar de keuken. 
In de keuken is een deur naar het balkon. 
Op het balkon staan twee stoelen. 
'Wat een mooi bankon,' zegt Paula. 
'Balkon,' zegt Paul, 'niet bankon.'
Paula luistert niet. Ze gaat zitten en ze kijkt naar beneden. 
'Wat een mooie grote tuin,' zegt ze. 

Slide 11 - Tekstslide

Paula zegt 'bankon'.
Wat is het goede woord?

Slide 12 - Open vraag

Wat is een balkon?
A
B
C

Slide 13 - Quizvraag

Waar kijkt Paula naar?
A
B

Slide 14 - Quizvraag

Welke zinnen zijn waar?
A
Paul woont in een flat
B
Paul heeft een zoon
C
Paul heeft een balkon
D
De bank is oranje

Slide 15 - Quizvraag

Nieuwe woorden
Zijn er woorden die je niet kent?
Schrijf de woorden in je schrift.
Zoek de woorden op Google Translate. 
Schrijf het woord in je eigen taal. 

Slide 16 - Tekstslide