Examentraining 2025

Examentraining biologie GL 
VONK
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining biologie GL 
VONK

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Intro: afspraken & verwachting                                          10 minuten
  • Warming- Up (met algemene uitleg)                               15 minuten                         
  • Voor lastige onderdelen examenvragen maken        15 minuten              
  • De examenvragen bespreken en nakijken                    15 minuten   



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken en verwachtingen
Woordenboek
Rekenmachine en liniaal

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open vragen beantwoorden
-> LEES ALTIJD EERST DE VRAAG
-> Dan pas de tekst.
-> Onderstreep belangrijke woorden
-> Herhaal de vraag in je antwoord (GEEN "ze", "het"...)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevraag beantwoorden

1 Lees de vraag.
2 Lees de tekst
3 Denk na over het antwoord
4 Daarna lees je de antwoorden -> kies jouw antwoord

Ben je niet zeker van het antwoord?
5 Streep de antwoorden die zeker fout zijn weg. 
6 Kies het antwoord dat het meeste lijkt op jouw  antwoord.
7 Bij twijfel kies op gevoel



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvaardigheden
* Bij het berekenen van iets eenvoudigs moet je de vraag goed lezen. 
* Neem de moeite, want het is zonde om de punten te laten liggen.
* Gebruik getallen uit de tekst in je antwoord, zelfs als je denkt dat het antwoord niet juist is.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek
  1. Vraagstelling/onderzoeksvraag/probleemstelling
  2. Hypothese (wat denk je?)
  3. Werkwijze/ Werkplan (Wat ga je doen?)                                                                   LET op; één onderdeel per onderzoek, alle andere omstandigheden gelijk
  4. Benodigdheden (Wat heb je nodig?)
  5. Resultaten (Wat zie je, verwerkt in tabellen of grafieken)                                -Let op! Dit is nog geen antwoord op je vraag!
  6. Conclusie (Antwoord op je onderzoeksvraag)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van groot naar klein
(Organisatieniveau)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkenmerken
  • Op basis van celkenmerken 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkenmerken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De plant waterpest is net als veel andere planten opgebouwd uit cellen, organen en weefsels. Deze delen verschillen in grootte en bouw.

Wat is de juiste volgorde als je deze delen van een plant rangschikt van klein naar groot?
A
cel - orgaan - weefsel
B
cel - weefsel - orgaan
C
orgaan - cel - weefsel
D
orgaan - weefsel - cel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet verschillende orgaanstelsels.
Enkele orgaanstelsels zijn: bloedvatenstelsel, verteringsstelsel, voortplantingsstelsel en zintuigstelsel.
Noteer een ander orgaanstelsel waarvan een deel in de afbeelding is weergegeven.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Biotische & abiotische factoren
Levende factoren
Levenloze factoren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Oostvaardersplassen worden gekenmerkt door:

- een hoge grondwaterstand
- een bodem van klei
- weinig begroeiing
- veel wind
Welk van deze kenmerken is biotisch?
A
een hoge grondwaterstand
B
een bodem van klei
C
weinig begroeiing
D
veel wind

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedselketen



Voedselketen
  • Een voedselketen begint altijd met een plant/producent. 
  • Pijlen gaan van links naar rechts!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je ziet een voedselketen uit de Noordzee.
In zee begint de voedselketen met plantaardig plankton.

Noem alle consumenten uit de voedselketen.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van insectenbloemen en windbloemen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de bloem op de foto is insectenbestuiving belangrijk.

Waaraan kun je dat zien?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
Verbranding

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De samenstelling van bloed.
Het bloed bestaat uit plasma, witte bloedcellen, bloedplaatjes en rode bloedcellen.

Elk onderdeel heeft zijn eigen functies.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rode bloedcel.
Vorm; rond met een deukje in het midden. Ze hebben geen celkern.

Functie: vervoeren van zuurstof
Bevat  ijzerhoudende stof: hemoglobine.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De witte bloedcel.
Vorm: heeft geen vaste vorm. Heeft wel een celkern.

Functie: maken ziekteverwekkers dood.
Etter/pus bestaan uit witte bloedcellen met dode ziekteverwekkers.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes.
Vorm: als propjes met armen. zijn restanten van uiteengevallen cellen.

Functie: zorgen voor de bloedstollen. 
Vormen een web bij een wondje. (het korstje)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Profvoetballers trainen veel. Tijdens het trainen verliezen ze veel energie. Deze energie vullen ze na de training aan door een drankje te drinken met daarin veel glucose. De glucose wordt na opname in het bloed naar de lever vervoerd.

Waar in het bloed bevindt de glucose zich vooral?
A
in de bloedplaatjes
B
in de rode bloedcellen
C
in de witte bloedcellen
D
in het bloedplasma

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slagader
  • Wijde vaten
  • Dikke gespierde wanden
  • Van hart naar organen
  • Elastisch
  • Alleen kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader
  • De slag van het hart is er in te voelen (pols)
  • Meeste liggen dieper in het lichaam

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aders

  • Dunne weinig gespierde wanden
  • Bloes stroomt van organen naar hart
  • Bevat veel kleppen (om de 10 cm) om terugstromen                                   bloed te voorkomen
  • Geen slagkracht van hart te voelen
  • Holle Aders voeren bloed terug naar hart

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale cellen in de hersenen maken voortdurend nieuw hersenvocht aan. Andere cellen nemen het vocht op en geven het af aan het bloed.

Hersenvocht komt in een bloedvat terecht dat bloed uit het hoofd wegvoert.

Is dit bloedvat een ader of een slagader? En behoort het tot de grote of tot de kleine bloedsomloop?
A
Het is een ader van de grote bloedsomloop
B
Het is een ader van de kleine bloedsomloop
C
Het is een slagader van de grote bloedsomloop
D
Het is een slagader van de kleine bloedsomloop

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lymfe en weefselvloeistof

Weefselvloeistof (buiten de haarvaten)

Lymfe (in een lymfevat)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plantaardige cellen hebben een kern.
Niet alle levende organismen hebben een kern in hun cellen.

Welke eencelligen hebben GEEN kern?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12-vingerigedarm, lever, galblaas, alvleesklier. 
Wat komt waar uit?

Slide 31 - Tekstslide

lever produceert gal --> opgeslagen in galblaas. vetten worden kleiner gemaakt --> Emulgeren. alvleesklier produceert alvleessap. 


Verteringstelsel
KLIEREN                  Voedingsstoffen
Speekselklier         Koolhydraten
Maagsapklieren.     Eiwitten
De lever (maakt gal) Emulgeren vetten
Alvleesklier               Eiwitten, vetten &  
                                          koolhydraten
Darmsapklieren      Eiwitten, vetten &   
                                          koolhydraten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier maakt alvleessap.

Waar in het verteringskanaal komt alvleessap voor het eerst in aanraking met de voedselbrij?
A
in de maag
B
in de lever
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dikke darm

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het uitscheidingsstelsel

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeeotters krijgen veel zout water binnen. De organen die overtollig zout uit het bloed verwijderen, zijn bij zeeotters goed ontwikkeld.
Geef de naam van een orgaan dat overtollig zout uit het bloed verwijdert, zodat het in de urine terechtkomt.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Je moet de lagen van buiten naar binnen goed kennen.
  • Wat zit waar?
Lagen van de huid

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je een stukje huid.
De letter P geeft de laag aan met cellen die pigment maken.

Hoe heet deze laag van de opperhuid?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgorde licht in het oog

  • Hoornvlies
  • Pupil
  • Lens
  • Glasachtig lichaam
  • Gele vlek (netvlies)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste handeling
Bewustwording vindt plaats in grote hersenen. Pas als de impulsen daar aankomen, ben je je bewust dat de bonbons voor je neus staan.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste beweging (via de hersenen)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbewuste beweging= Reflex (niet via de hersenen)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typen zenuwcellen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 typen zenuwcellen:
  1. Gevoelszenuwcellen
  2. Schakelcellen 
  3. Bewegingszenuwcellen

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tekening is een deel van het oog met de letter Q aangegeven.

Hoe heet deel Q?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschil mitose - meiose
Mitose = (gewone celdeling)                            Van 46 -> 46         
Doel= Groei, herstel en 
vervangen van cellen
                                                                
Meiose = (reductie deling)                                      Van 46 -> 23         
Doel= produceren van 
geslachtscellen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mitose
Meiose

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Menstruatiecyclus 
  • Menstruatiecyclus               Ovulatie                     menstruatie ongesteldheid

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk kerndoel vind je het lastigst?
K4 Cellen
K6 Planten & Dieren
K9 voeding, transport, ademhaling
K11 Zenuwstelsel& Zintuigen
K12 Voortplanting
K13 Erfelijkheid & Evolutie
V1 Bescherming& antistoffen
V2 Gedrag

Slide 50 - Poll

Deze slide heeft geen instructies