Een klant komt binnen en wil graag twee bosjes bloemen kopen, elk kost € 3,50. De klant betaalt met een briefje van € 10,-. Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Een klant wil graag drie rozen kopen voor € 1,25 per stuk en twee gerbera's voor € 2,00 per stuk. De klant betaalt met een briefje van € 20,-. Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
timer
1:00
A
€ 12,00
B
€ 12,25
C
€ 12,50
D
€ 12,75
Slide 6 - Quizvraag
Een klant wil graag drie rozen kopen voor € 1,25 per stuk en twee gerbera's voor € 2,00 per stuk. De klant betaalt met een briefje van € 20,-.
Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
Antwoord:
De totale kosten voor de drie rozen zijn: 3 x € 1,25 = € 3,75
De totale kosten voor de twee gerbera's zijn: 2 x € 2,00 = € 4,00
De totale kosten zijn dus: € 3,75 + € 4,00 = € 7,75
Het wisselgeld is: € 20,00 - € 7,75 = € 12,25
Slide 7 - Tekstslide
Een klant wil graag vijf zonnebloemen kopen voor € 2,50 per stuk en een vaas voor € 6,-. De klant betaalt met een briefje van € 20,-. Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
timer
1:00
A
€ 4,00
B
€ 2,50
C
€ 2,00
D
€ 1,50
Slide 8 - Quizvraag
Een klant wil graag vijf zonnebloemen kopen voor € 2,50 per stuk en een vaas voor € 6,-. De klant betaalt met een briefje van € 20,-.
Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
Antwoord:
De totale kosten voor de vijf zonnebloemen zijn: 5 x € 2,50 = € 12,50
De totale kosten voor de vaas zijn: € 6,-
De totale kosten zijn dus: € 12,50 + € 6,- = € 18,50
Het wisselgeld is: € 20,00 - € 18,50 = € 1,50
Slide 9 - Tekstslide
Een klant wil graag bloemstukken kopen voor het versieren van een zaal. De totale kosten zijn € 656,58. De klant betaalt met 7 briefjes van € 100,-. Hoeveel wisselgeld moet u teruggeven?
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Jij moet € 10,50 betalen voor een plant. Je betaalt met € 20. De caissière heeft alleen een biljet van € 10 als wisselgeld. Hoeveel geld moet je dan bijbetalen?
timer
1:00
A
€ 0,50
B
€ 0,20
C
€ 10
D
€ 20
Slide 11 - Quizvraag
Het is einde van de dag en je telt de kassa. De bonnetjes geven aan dat je voor € 411,73 hebt verkocht. Na het tellen van de kassa kom je uit op € 408,90. Wat is het verschil?
timer
1:00
A
€ 2,80
B
€ 2,83
C
- € 2,80
D
- € 2,83
Slide 12 - Quizvraag
Rekenen met samenstellen boeket
Bij het samenstellen van een boeket moet rekening worden gehouden met de kosten van elk individueel bloemstuk en de arbeidskosten om het boeket samen te stellen.
Het is belangrijk om een juiste prijs te bepalen om ervoor te zorgen dat er voldoende winst wordt gemaakt.
Slide 13 - Tekstslide
Boeket samenstellen
U moet een boeket samenstellen met een prijs van € 20,-. U heeft de volgende bloemen beschikbaar:
4 rozen voor € 2,50 per stuk
3 tulpen voor € 1,75 per stuk
2 lelies voor € 3,00 per stuk
5 anjers voor € 0,75 per stuk
Hoeveel bloemen moet u van elke soort gebruiken om het boeket samen te stellen en binnen het budget te blijven? Alle soorten bloemen moeten in het boeket!
timer
3:00
Slide 14 - Tekstslide
Hoeveel bloemen moet u van elke soort gebruiken om het boeket samen te stellen en binnen het budget te blijven?
timer
2:00
Slide 15 - Open vraag
Jouw uurloon van een 16-jarige is € 3,85 per uur
Een takje groen is € 0,50
Een bloem is € 1,25
Jij maakt boeketten van 15 bloemen en 10 takjes groen
Jij doet 20 min. over 1 boeket maken
De bloemist wil € 5 per boeket winst maken
Wat wordt de verkoopprijs? Rond je antwoord af op een heel getal.
timer
3:00
Slide 16 - Tekstslide
Wat wordt de verkoopprijs? Rond je antwoord af op een heel getal.