H4 Natuurrampen - Herhaling + VmV
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Platentektoniek betekent......
A
Dat de aardkorst bestaat uit aardplaten
B
Het bewegen van de aardplaten
C
Het bewegen van de aardkorst
D
Dat de aardkorst drijft op magma
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noem je de beweging van taai vloeibaar gesteente in de aardmantel?
A
Stromingen
B
Magmastroming
C
Platentektoniek
D
Convectiestromen
Slide 3 - Quizvraag
A
divergent, convergent, transform
B
convergent, divergent, transform
C
transform, divergent, convergent
D
transform, convergent, divergent
Slide 4 - Quizvraag
Bij welke twee plaatbewegingen komt vulkanisme voor?
A
Divergent en convergent
B
Divergent en transform
C
Convergent en transform
Slide 5 - Quizvraag
Wat ontstaat er over het algemeen niet bij subductie?
A
tsunami
B
actief vulkanisme
C
zware aardbevingen
D
alle 3 komen wel voor bij subductie
Slide 6 - Quizvraag
In welke situatie is sprake van subductie?
A
B
C
D
Slide 7 - Quizvraag
De continentale plaat duikt onder de oceanische plaat, dit komt omdat de continentale plaat dikker en zwaarder is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Subductie is altijd bij convergentie. Maar convergentie is niet altijd bij subductie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Hypocentrum
Epicentrum
Slide 10 - Sleepvraag
Bij welke plaatbeweging(en) ontstaan zware aardbevingen?
A
transform en divergent
B
convergent en transform
C
divergent
D
divergent en convergent
Slide 11 - Quizvraag
Een trog is een
A
diepe kloof in de zee
B
een bergtop in zee
C
Een vulkaan op zee
D
Een bergrug op zee
Slide 12 - Quizvraag
Een trog ontstaat bij:
A
Convergentie
B
Divergentie
C
Transversale beweging
D
Subductie
Slide 13 - Quizvraag
Voor een tsunami is nodig ...
A
een zeebeving in de zeebodem en een diepe kust
B
een aardbeving in de zeebodem en een oplopende kust
C
een aardbeving op land en een diepe zee
D
een aardbeving op land en een oplopende zee
Slide 14 - Quizvraag
strato
vulkaan
schild
vulkaan
Slide 15 - Sleepvraag
In IJsland hebben ze te maken met een ... plaatgrens
A
Convergente
B
Divergente
C
Transforme
D
Transversale
Slide 16 - Quizvraag
Hoe komt het dat IJsland vulkanen heeft?
A
Omdat IJsland op een breuklijn ligt.
B
Omdat er zoveel geisers zijn.
C
Omdat IJsland een eiland is.
D
Omdat IJsland zoveel bergen heeft.
Slide 17 - Quizvraag
Welke van de volgende uitspraken over IJsland is/zijn juist?
1 IJsland ligt op een midoceanische rug.
2 Voor de kust van IJsland ligt een trog.
1 IJsland ligt op een midoceanische rug.
2 Voor de kust van IJsland ligt een trog.
A
Beide uitspraken zijn juist
B
Alleen uitspraak 1 is juist
C
Alleen uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 18 - Quizvraag
In de toekomst wordt IJsland steeds iets .............
A
Kleiner
B
Groter
