Leesvaardigheid H5&6

Welkom!
Aan het einde van de les kun je...

...het verschil tussen een feit, mening en argument benoemen en herkennen;

...vijf verschillende strategieën gebruiken om moeilijke woorden uit een tekst te halen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Aan het einde van de les kun je...

...het verschil tussen een feit, mening en argument benoemen en herkennen;

...vijf verschillende strategieën gebruiken om moeilijke woorden uit een tekst te halen.

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt
Een schrijver kan opschrijven wat hij van iets vindt of hoe hij ergens over denkt. 
Hij geeft dan zijn mening (standpunt).

signaalwoorden
Ik vind, Volgens mij, Ik denk dat...

Redenen voor jouw mening noem je argumenten: waarom vind jij dat?

signaalwoorden = omdat, want, namelijk

Slide 2 - Tekstslide

Feit of mening?
Een feit kun je controleren of het waar is of niet.

Het is vandaag lekker weer.
= mening

Het is vandaag zonnig.
= feit, want je kunt naar buiten kijken en constateren dat de zon schijnt.

Slide 3 - Tekstslide

Conclusie
Aan het einde van de tekst, als de schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij soms een conclusie

De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen.
signaalwoorden = dus, concluderend, dat betekent

Slide 4 - Tekstslide

H5 Lezen - startopdracht

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
H5 Lezen: feit, mening, argument

Maak opdracht 1.

Huiswerk = bestudeer alle theorie van leesvaardigheid H1 t/m 4
- hoofdzaken & hoofdgedachte
- tekst & publiek
- tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...

...het verschil noemen tussen feiten en meningen;

...benoemen wat een argument is.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Sporten is gezond.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Als je te laat bent, moet je je melden.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Ik vind het raar om leraren met 'u' aan te spreken.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

In welke tekst staan vooral feiten?
A
recensie
B
nieuwsbericht

Slide 13 - Quizvraag

In welke tekst staan vooral meningen?
A
recensie
B
klachtenbrief

Slide 14 - Quizvraag

Betrouwbaarheid...
"Polen betalen geen belasting"

Feit of mening?

Betrouwbaar?
Wie beweert dit: minister van Financiën, journalist of politicus?

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...

...meningen en argumenten in een tekst benoemen;

...signaalwoorden voor een mening, argument en conclusie in een tekst benoemen.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat is een mening?
A
Iets waar je het wel of niet mee eens bent.
B
Iets wat je kunt controleren.

Slide 19 - Quizvraag


'Iedereen moet zich verplicht laten inenten tegen het coronavirus.’
A
Dit is een mening.
B
Dit is een argument.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Een feit waarmee je je mening onderbouwt.
B
Een reden waarmee je je mening onderbouwt.

Slide 21 - Quizvraag

Ik vind afval scheiden erg belangrijk, want dan weet ik zeker dat ik het milieu daarmee help.
A
Je leest eerst het argument, daarna de mening.
B
Je leest eerst de mening, dan het argument.

Slide 22 - Quizvraag

Ik vind afval scheiden erg belangrijk, want dan weet ik zeker dat ik het milieu daarmee help.

Welke signaalwoorden herken je in bovenstaande zin?

Slide 23 - Open vraag

Lesdoelen??
Aan het einde van de les kun je...

...meningen en argumenten in een tekst benoemen;

...signaalwoorden voor een mening, argument en conclusie in een tekst benoemen.


Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...

...meningen en argumenten in een tekst benoemen;

...signaalwoorden voor een mening, argument en conclusie in een tekst benoemen;

...een tekst op betrouwbaarheid beoordelen.


Slide 25 - Tekstslide

Kritisch lezen!
Stel bij het kritisch lezen van een tekst het volgende vast:

- Is de auteur deskundig en onpartijdig? Geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn opleiding of zijn beroep?
- Wat is de bron van de tekst? Met andere woorden: waar(in) is de tekst gepubliceerd?
- Zijn de mensen die geïnterviewd worden, betrouwbaar en deskundig? Komen er voor- én tegenstanders aan het woord?
- Is de informatie in de tekst niet verouderd / nog actueel?
- Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg?
- Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Betrouwbaar of niet?

Slide 28 - Tekstslide

Betrouwbaar 
of niet?

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoelen??
Aan het einde van de les kun je...

...meningen en argumenten in een tekst benoemen;

...signaalwoorden voor een mening, argument en conclusie in een tekst benoemen;

...een tekst op betrouwbaarheid beoordelen.


Slide 30 - Tekstslide

nog even....
Aan het einde van de les kun je...

...uitleggen wat er bij een lay-out hoort;

...uitleggen wat de functie is van een lay-out.

Slide 31 - Tekstslide

Lay-out van een tekst
Hoofdstuk 6 - Lezen

Startopdracht

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Studieplanner

Slide 34 - Tekstslide

Lay-out v/e tekst
Een afbeelding kan verschillende functies hebben. Veelgebruikte functies zijn:

• de aandacht van de lezer trekken
• nieuwe informatie aan de tekst toevoegen
• informatie uit de tekst duidelijker maken of benadrukken
• de lezer aansporen om iets te doen 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide