In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Herhaling schrijfvaardigheid
Voorbereiding schrijven beschouwing 2vd
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Ik ben er helemaal klaar voor om een beschouwing te kunnen gaan schrijven
Ik heb zin om morgen mijn bouwplan te gaan schrijven
Slide 2 - Tekstslide
Lesplanning
Terugblik beschouwing
Herhaling theorie - interactief
Vragen
Eventueel actualiteitenquiz
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik korte beschouwing
Denk aan je alinea-indeling, maak gebruik van witregels.
Denk aan tussenkopjes, zorg dat ze een deelonderwerp aankondigen - zet er geen dubbele punt achter
Vergeet niet om 'aantrekkelijk' te schrijven
Controleer je geschreven tekst op spelling en interpunctie
Blijf neutraal, dus ga geen advies geven
Gebruik geen woorden die je zelf niet goed kent
Slide 4 - Tekstslide
Welke 3 manieren van aantrekkelijk schrijven hebben we behandeld?
Slide 5 - Open vraag
Manieren van aantrekkelijk schrijven
Gebruik de zintuigen
Gebruik maken van bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Gebruik maken van synoniemen, antoniemen en homoniemen
Slide 6 - Tekstslide
Welke 5 zintuigen hebben we?
Slide 7 - Open vraag
Zintuigen
Voelen, zien, ruiken, horen, proeven.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Slide 9 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een bijwoord?
Slide 11 - Open vraag
Bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een ander bijwoord.
Slide 12 - Tekstslide
1. Wat is een synoniem? 2.Geef ook een voorbeeld
Slide 13 - Open vraag
Synoniem
Synoniemen zijn woorden die eenzelfde betekenis delen, terwijl ze juist verschillen naar schrijfwijze, vorm en klank.
Slide 14 - Tekstslide
1. Wat is een antoniem? 2.Geef ook een voorbeeld
Slide 15 - Open vraag
Antoniem
Antoniemen zijn woorden die juist het tegenovergestelde van elkaars betekenis uitdrukken.
Slide 16 - Tekstslide
1. Wat is een homoniem? 2.Geef ook een voorbeeld
Slide 17 - Open vraag
Homoniem
Homoniemen zijn woorden die niets gemeenschappelijks hebben in de betekenis, terwijl ze wel eenzelfde vorm hebben en hetzelfde klinken.
Slide 18 - Tekstslide
Wat is een kernzin?
Slide 19 - Open vraag
Kernzin
Een kernzin is de belangrijkste zin in de alinea. Hierin vind je dus kernachtig waar de alinea over gaat.
Slide 20 - Tekstslide
1. Wat is een aankondigende zin? 2. Geef een voorbeeld.
Slide 21 - Open vraag
Aankondigende zin
Een aankondigende zin introduceert waar je het over gaat hebben. Op deze manier geef je structuur aan je verhaal en kan de lezer/luisteraar je verhaal goed volgen.
Voorbeeld: Er zijn drie manieren die we hebben gehad waarop we teksten aantrekkelijker kunnen maken.
Slide 22 - Tekstslide
1. Wat is een vraagzin? 2. Geef een voorbeeld.
Slide 23 - Open vraag
Vraagzin
In een vraagzin stel je een vraag die je daarna (logischerwijs) gaat beantwoorden.
Voorbeeld: Waarom zou social media volgens sommigen verboden moeten worden voor jongeren onder de 18?
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een beschouwing?
Slide 25 - Open vraag
Beschouwing
Bij een beschouwing zet je verschillende meningen naast elkaar met als doel dat de lezer zijn eigen mening kan bepalen na het lezen van de beschouwing.
Slide 26 - Tekstslide
Welke 3 vertelperspectieven hebben we behandeld?
Slide 27 - Open vraag
Vertelperspectief
1. Ik-perspectief
2. Personaal perspectief (hij/zij)
3. Auctoriaal perspectief (alwetende verteller)
Slide 28 - Tekstslide
Noem minimaal 5 signaalwoorden die je goed kan gebruiken in je beschouwing.
Slide 29 - Open vraag
Signaalwoorden
Mogelijke signaalwoorden:
Daarentegen (tegenstelling) - geen 'daar in tegen'!
Ten eerste (opsomming)
Want (redengevend)
Aan de andere kant (tegenstelling)
Bovendien (opsomming)
Samenvattend (samenvatting)
Slide 30 - Tekstslide
Vragen
Welke vragen moet jij nog stellen om morgen het bouwplan goed te kunnen gaan maken?
Slide 31 - Tekstslide
Lesdoel behaald?
Ik ben er helemaal klaar voor om een beschouwing te kunnen gaan schrijven
Ik heb zin om morgen mijn bouwplan te gaan schrijven
Slide 32 - Tekstslide
Functies rest alinea: Voorbeeld of toelichting
Kernzin belangrijkste zin van de alinea
Rest van de alinea = voorbeeld of toelichting
Slide 33 - Tekstslide
Kernzin + Voorbeeld
Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan. Op het mbo in Rotterdam waar ik eerst werkte, zag ik regelmatig in de pauze leerlingen een jointje halen. Dat is niet goed voor hun gezondheid, niet goed voor hun schoolprestaties en niet goed voor hun motivatie. Op de mbo in Rotterdam waar ik nu werk is geen coffeeshop in de buurt en gebeurt dat niet. Coffeeshops horen dus niet thuis in een schoolomgeving.
Slide 34 - Tekstslide
Kernzin + toelichting
Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan.Jongeren experimenteren graag, choqueren graag en zoeken grenzen op. In coffeeshops waar drugs verkocht worden, worden jongeren op hun wenken bediend: met drugs wordt door sommige jongeren volop geëxperimenteerd en ouders zijn vaak gechoqueerd als hun kind blijkt te blowen. Dingen doen die niet mogen, is van alle tijden. Socrates in de 5e eeuw voor Christus klaagde al over de jongeren van zijn tijd. Dat betekent echter niet dat we het jongeren zo gemakkelijk moeten maken. Het blowen in tussenuren of pauzes is gemakkelijk te vermijden door coffeeshops in de buurt van scholen niet toe te staan.