Hoofdstuk 7 paragraaf 4 kolonialisme en slavernij

§ 7.4 Kolonialisme en slavernij
  • KA = Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§ 7.4 Kolonialisme en slavernij
  • KA = Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme 

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis nodig volgende les: Wat is driehoekshandel.

Slide 2 - Open vraag

Voorkennis nodig volgende les: Wat zijn plantagekoloniën.

Slide 3 - Open vraag

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

De Spaanse koning Karel V verbood in 1542 de slavernij van indianen.
Gevolg: kolonisten lieten slaven uit Afrika komen voor plantagewerk en werk in de mijnen.
Dit was de start van de trans-Atlantische slavenhandel: handel in en vervoer van slaven over de Atlantische Oceaan.
In 350 jaar maakten zo’n 11 miljoen Afrikanen de gedwongen oversteek. 90% ging naar het Caribisch gebied en Zuid-Amerika.
De slavenhandel was onderdeel van de trans-Atlantische driehoekshandel.
Door de vraag van de Europeanen nam de slavenhandel in Afrika toe:
Slavernij bestond al eeuwen in Afrikaanse samenlevingen, de meeste slaven waren krijgsgevangenen
Slavenhandelaren brachten vanaf de 11e eeuw zwarte slaven naar Arabische en Ottomaanse landen
Slaven voor Amerika werden ingescheept bij Europese factorijen in West-Afrika
de zeereis naar Amerika was onmenselijk, gemiddeld overleed 15% tijdens de overtocht

Slide 7 - Tekstslide

Leg het verband tussen driehoekshandel en de groei van de slavenhandel.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

In Amerika ging een deel van de slaven meteen naar plantages. De rest werd verkocht.
De meeste slaven werkten op plantages:
  • die werden opgezet en geleid door Europeanen 
  • er werd o.a. suiker, cacao, tabak en koffie voor de Europese markt geproduceerd
  • het slavenwerk was zwaar en werd verricht onder slechte omstandigheden
  • de slaven deden alleen hun werk omdat ze werden opgejaagd door opzichters, er was veel intimidatie: bangmakerij
  • kans op vrijlating was er niet, alleen ont-snappen bood kans op een nieuw bestaan
    .


Slide 12 - Tekstslide

Ook Nederland deed mee aan de slaven-handel, nadat de WIC gebieden had veroverd:
in 1655 kwamen honderden slaven naar Nieuw-Amsterdam
vanaf 1667 werd Suriname de belangrijkste bestemming voor Nederlandse slaven-schepen
van de ruim 550 000 slaven die Nederland vervoerden ging de helft naar de plantages in Suriname
het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel bedroeg zo’n 5%
Nederlanders vervoerden in de VOC-tijd ook honderdduizenden slaven in Azië:
er was al eeuwen een uitgebreide inheemse slavenhandel
de VOC bracht slaven uit India naar planta-ges op Banda
slaven deden zwaar werk, o.a. bij de bouw van factorijen
grote aantallen slaven waren persoonlijk eigendom van VOC-personeel, dat leidde ook tot kinderen, Indo-Europeanen: personen van Europees-Aziatische afkomst in Indonesië


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 15 - Open vraag

Leg uit hoe de twee waardes van de verlichting het abolitionisme hebben beïnvloed.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

In de tweede helft van de 18e eeuw ontstond het abolitionisme:
geïnspireerd door het christendom, maar vooral door de verlichting: slavernij was in strijd met de natuurlijke gelijkheid van mensen
slavernij was ook economisch slecht, volgens Adam Smith prikkelt loon meer om te werken dan dwang

Het abolitionisme werd vooral sterk in Groot-Brittannië:
1787 - oprichting van Society for Abolition of the Slave Trade
1807 – verbod op slavenhandel
1833 – slavernij in Britse koloniën afgeschaft
Nederland:
na 1850 kregen de abolitionisten de overhand.
1860 – afschaffing slavernij in Indonesië
1863 – afschaffing slavernij in Suriname en op de Antillen


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Lesdoel: Je kan het volgende kenmerkend aspect in je eigen woorden uitleggen: ‘Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. '

Slide 21 - Open vraag

Begrippen uit deze les:
trans-Atlantische slavenhandel: handel in en vervoer van slaven over de Atlantische Oceaan.
intimidatie: bangmakerij
Indo-Europeanen: personen van Europees-Aziatische afkomst in Indonesië
abolitionisme: beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij
betrouwbaar:  vragen zoals was de auteur bij de gebeurtenis aanwezig, met welke bedoeling is de bron gemaakt, waar gaat de bron over, gaat het over meer personen of een persoon en achtergrond en belang van de auteur van schrijver.
representatief: een goede weergave geven over een bepaald onderwerp

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag: Huiswerk
  1. Maken paragraaf 7.4
  2. Leren leerdoelen 7.4.  

Slide 23 - Tekstslide