Rekenen D3 Paragraaf 3.3 en 3.4



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 3 Verhoudingen herkennen en gebruiken
Paragraaf 3.1 en 3.2


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 3.3 In verhouding vergelijken
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.3
Kennis activeren
Uitleg par. 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 8

Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken


Leerdoelen

  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen


Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Op de dag van de barbecue kopen Nordin en Dana de ingrediënten voor
de sjaslieks. En wat blijkt? De kipfilet is in de aanbieding! Voor 600 gram
gesneden dijbeenfilet moeten Nordin en Dana € 5,99 betalen en voor 500 
gram scharrelkipfilet € 4,99. Bij aankoop van twee bakjes krijgen ze ook nog
eens 25% stapelkorting. Ze hebben in totaal 8 kilo kip nodig.

a. Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
b. Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.
c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed
heeft op de welke aanbieding de voordeligste is.





timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
A
Ik schat dat aanbieding 1 de voordeligste is.
B
Ik schat dat aanbieding 2 de voordeligste is.
C
Ik schat dat de aanbiedingen even voordelig zijn.
D
Ik heb geen idee.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


b. Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.


                                                        




 € 5,99 : 600 x 8000 =  € 79,87                                                           € 4,99 : 500 x 8000 = € 79,84
 € 79,87 : 100 x 75 = € 59,90                                                              € 79,84 : 100 x 75 = € 59,88
gewicht in g
         600
            1
        8000
prijs in €
         5,99
     0,00997
        79,87
gewicht in g
         500
            1
        8000
prijs in €
        4,99
      0,00998
        79,84
Aanbieding 1
Aanbieding 2

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed heeft op welke aanbieding de voordeligste is.

Slide 8 - Open vraag

De stapelkorting heeft geen invloed op welke aanbieding de voordeligste is, omdat de korting geldt voor de
beide producten. 

De stapelkorting heeft invloed op welke aanbieding de voordeligste is, want je krijgt op beide producten 25% korting
als je twee bakjes koopt. 

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de korte route van par. 3.3 en 3.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
  • Meld je op tijd voor de examenopdracht!
Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken

Leerdoelen


  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gelijk of geen gelijk?

Dana: De laagste prijs is niet altijd de voordeligste aankoop.
Nordin: Je kan ervan uitgaan dat de grootste fles de goedkoopste is.

Slide 12 - Tekstslide

Om te weten wat de voordeligste aankoop moet je berekenen wat de prijs per milliliter is, dus Dana heeft gelijk. 

Vaak zijn grote verpakkingen voordeliger, maar daar kan je niet van uitgaan, dus Nordin heeft geen gelijk. 
Gelijk of geen gelijk?

Dana: Mural kost minder dan een cent per milliliter.
Nordin: Mural is duurder dan Slim.

Slide 13 - Tekstslide

Mural kost € 0,00438 per milliliter, dus Dana heeft gelijk. 

Slim kost € 0,00427 per milliliter, dus Nordin heeft gelijk. 
Gelijk of geen gelijk?

Dana: Wegkal is de goedkoopste kalkreiniger.
Nordin: Het prijsverschil tussen de drie producten is te verwaarlozen.

Slide 14 - Tekstslide

Mural kost € 0,00438 per milliliter, Slim
€ 0,00427 en Wegkal € 0,00398, dus
Dana heeft gelijk.
 

Afgerond op drie decimalen na de komma kosten de producten alle drie € 0,004 per milliliter, dus Nordin heeft gelijk. 

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 3.3.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in
 

timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen

Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Als Yassin 12 km/h loopt, loopt hij 12.000 meter in 60 minuten.

Slide 17 - Tekstslide

De stelling is waar, want:

12 km = 12 x 1000 = 12000 m
1 uur = 60 minuten.
Waar of niet waar?

Als Lina 10 km/h loopt, loopt zij 10.000 meter in 360 seconden.

Slide 18 - Tekstslide

De stelling is niet waar, want:

10 km = 10 x 1000 = 10000 m
1 uur = 60 x 60 = 3600 seconden.
Waar of niet waar?

Mevrouw Tahiri wandelt 2 kilometer per uur. Haar wandeltempo is lager dan gemiddeld.

Slide 19 - Tekstslide

De stelling is waar, want het gemiddelde wandeltempo ligt op 5 kilometer per uur.
Waar of niet waar?

Na 3 maanden oefenen wandelt mevrouw Tahiri 1500 meter in 45 minuten. 
Haar wandeltempo is dus omhoog gegaan.   

Slide 20 - Tekstslide

De stelling is niet waar, want ze liep een halve kilometer per kwartier en dat loopt ze nog steeds.

Aan het werk via de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de basisroute van par. 3.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in
 

timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.1 en 3.2 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00
Dit infuus is na 4 uur helemaal leeg. Om 7:15 uur zit er nog 100 ml in de zak.

a. Bewijs met behulp van een tabel hoeveel milliliter geneesmiddel dit infuus per minuut afgeeft.
 
b. Leg in je eigen woorden of met een berekening uit
hoe laat de infuuszak moet worden vervangen. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht

Bereken eerst de tijd in minuten
4 x 60 = 240 minuten

Bereken de inhoud in milliliters per minuut
240 : 500 = 0,48 ml


Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus.
De inhoud is 500 ml.

Je weet hoe lang het duurt voordat het infuus leeg is.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.
inhoud in ml
       500
        0,48
tijd in minuten
       240
          1

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht

Uitleg in eigen woorden
Het infuus geeft 500 ml af in 240 minuten. 100 ml is een vijfde deel
van 500 ml. Dus deel  
je 240 minuten ook door 5. En dat is 48 minuten.
 
Uitleg met een berekening
240 : 500 x 100 = 48 minuten


Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus om 7:15 uur.
De inhoud is 100 ml.

Je weet hoeveel milliliter het infuus per 4 uur afgeeft.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.
inhoud in ml
       500
        100
tijd in minuten
       240
         48

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 3.3
  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.

Leerdoelen par. 3.4
  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.













Volgende week

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies