betrekkelijk voornaamwoord

Les 16-03-2017
Lesplanning:
Les 1:
nakijken opdracht 1-3 grammatica zinsdelen 15 min
toets werkwoordspelling bespreken 20 min
Les 2:
Uitleg betrekkelijk voornaamwoord 15 min
oefening samen betrekkelijk voornaamwoord. 5 min
Kahoot woordsoorten 15 min
Huiswerk 1-3 woordsoorten 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 16-03-2017
Lesplanning:
Les 1:
nakijken opdracht 1-3 grammatica zinsdelen 15 min
toets werkwoordspelling bespreken 20 min
Les 2:
Uitleg betrekkelijk voornaamwoord 15 min
oefening samen betrekkelijk voornaamwoord. 5 min
Kahoot woordsoorten 15 min
Huiswerk 1-3 woordsoorten 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kunnen alle leerlingen het betrekkelijk voornaamwoord herkennen en benoemen in een zin. 

Slide 2 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die en dat.
Andere betrekkelijke voornaamwoorden zijn: wie, wat, hetgeen en welk(e).

Slide 3 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
die → verwijst naar de woorden
dat→ verwijst naar het woorden
Let op! Als het die en dat kunt vervangen door deze en die is het geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord. 

Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Als je verwijst naar een persoon dan gebruik je altijd wie + voorzetsel en niet waar + voorzetsel
Voorbeeld:
Het meisje waarvan ik het cadeau heb ik gekregen, is erg aardig→
Fout
Het meisje van wie ik het cadeau heb gekregen, is aardig → Goed

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is het betr.vnw in de volgende zin:

Wie rookt leeft er onverstandig
A
Wie
B
er
C
onverstandig
D
er is geen betr.vnw

Slide 7 - Quizvraag

Het meisje die hij leuk vindt
A
Het
B
die
C
hij
D
er is geen betr.vnw

Slide 8 - Quizvraag

De leuke foto die ik heb gemaakt
A
de
B
die
C
heb
D
er is geen betr.vnw

Slide 9 - Quizvraag

Dat lieve meisje is van de trap gevallen
A
Dat
B
is
C
de
D
er is geen betr.vnw

Slide 10 - Quizvraag

Het schilderij.... je hebt opgehangen hangt scheef
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 11 - Quizvraag

De gewonde hond...... ik vond, jankte heel zielig
A
dat
B
die
C
wie
D
wat

Slide 12 - Quizvraag

Overzicht woordsoorten
znw, blw,olw,bn, ww (zww,hww,kww), pers.vnw, bezit.vnw, wederk.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, betr.vnw, vz, bw, tw, vgw.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 16 - Woordweb