Aandoening aan de urinewegen

Aandoeningen aan de urinewegen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aandoeningen aan de urinewegen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je beschrijft de verschillende behandelingen van blaastumoren;


Je licht de Pre-  en Postoperatieve zorg bij operaties aan de blaas toe


Slide 2 - Tekstslide

Voorbereiding
Vragen over: Ziekenhuis2 n4
opdrachten Thema 7.14 ?

Slide 3 - Tekstslide

een TURP is een ingreep aan de
A
Blaas
B
Ureter
C
Prostaat
D
Hoefijzernier

Slide 4 - Quizvraag

Een urterorenoscopie is een kijkoperatie van
A
het nierbekken
B
de urethra
C
de blaas
D
de prostaat

Slide 5 - Quizvraag

Urine wordt van het nierbekken getransporteerd via de
A
Urethra
B
Ureter
C
Katheter
D
Nefronen

Slide 6 - Quizvraag

Urine wordt vanuit de blaas afgescheiden via de
A
Urethra
B
Ureter
C
Katheter
D
Nefronen

Slide 7 - Quizvraag

Een zorgvrager komt op de SEH na een auto-ongeluk en heeft bloed in de urine. Wat is de eerste stap in het onderzoek?
A
Een operatie plannen
B
Een bloedonderzoek uitvoeren
C
Een urineonderzoek doen
D
Direct een infuus aanleggen

Slide 8 - Quizvraag

Bij een stomp niertrauma wordt de zorgvrager opgenomen op de ICU. Wat is de belangrijkste reden hiervoor?
A
Om de urineproductie te bevorderen
B
Om te controleren op infecties
C
Vanwege het risico op ernstig bloedverlies
D
Voor een spoedoperatie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een typisch kenmerk van een scherp niertrauma?

A
Operatief ingrijpen is vaak noodzakelijk
B
Het bloedverlies stopt meestal vanzelf
C
De zorgvrager heeft vaak weinig pijn
D
Het kan ontstaan door een val van grote hoogte

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen functieonderzoeken en beeldvormende onderzoeken van de urinewegen?
A
Functieonderzoeken kijken naar de anatomische afwijkingen, beeldvormende onderzoeken naar het functioneren.
B
Functieonderzoeken kijken naar het functioneren, beeldvormende onderzoeken naar anatomische afwijkingen.
C
Beide onderzoeken richten zich alleen op de nierfunctie.
D
Beide onderzoeken gebruiken contrastmiddelen om afwijkingen te detecteren.

Slide 11 - Quizvraag

Welke stof in de urine kan wijzen op een urineweginfectie?

A
Eiwit
B
Calcium
C
Creatinine
D
Nitriet

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt onderzocht met een cystoscopie?
A
De blaas en plasbuis
B
De bloedvaten rond de nieren
C
De niergrootte en cysten
D
De aanwezigheid van nierstenen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de verpleegkundige aandachtspunt na een ureterorenoscopie?
A
Direct mobiliseren van de zorgvrager
B
Urine controleren op bloed en zorgvrager veel laten drinken
C
Beoordelen van de huidskleur
D
De zorgvrager nuchter houden

Slide 14 - Quizvraag

Waarom wordt een mictiecystogram uitgevoerd?
A
Om nierstenen te verwijderen
B
Om de bloedvaten rond de nieren in kaart te brengen
C
Om te zien of de blaas zich goed kan legen
D
Om de nierfunctie te meten

Slide 15 - Quizvraag

Waar wordt een nefrodrain geplaatst en hoe wordt dit gedaan?
A
In de blaas, via een cystoscopie
B
In het nierbekken, onder echogeleide via de rug
C
In de plasbuis, met een flexibele scoop
D
In de urineleider, met een ballon

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt hier?
A
eicel bevruchting
B
medicatie oplossen
C
Niersteen vergruizing
D
Nier carcinoom verwijderen

Slide 17 - Quizvraag

Waarop moet de verpleegkundige op letten bij een zorgvrager met oligurie?
A
Huiduitslag en jeuk
B
Verhoogde lichaamstemperatuur
C
Hoge bloeddruk en oedeem
D
Correct bijhouden van de vochtbalans

Slide 18 - Quizvraag

Als verpleegkundige merk je anurie op bij een patient. Waar ben je waakzaam voor?
A
Chronische nierinsufficiëntie
B
Diabetes mellitus
C
Shock of acute nierinsufficiëntie
D
Blaasontsteking

Slide 19 - Quizvraag

Waarop richt de verpleegkundige zorg zich bij een UWI met weefselinvasie?
A
Uitsluitend het geven van pijnmedicatie
B
Observatie, medicatietoediening en ondersteuning bij zelfzorg
C
Het vermijden van vochtinname
D
Weefselinvasie komt niet voor bij een UWI

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een veel voorgeschreven beleid bij de zorg na een niersteenbehandeling?
A
Volledige bedrust gedurende een week
B
Verplichte opname van minimaal drie dagen
C
Geen vloeistoffen nuttigen om de nieren te ontlasten
D
Voldoende drinken om het gruis uit te plassen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk de urine te observeren na een niersteenoperatie?



A
Om te beoordelen wanneer de katheter en/of nefrodrain verwijderd kunnen worden
B
Om te controleren of de juiste hoeveelheid contrastmiddel is uitgescheiden
C
Om te bepalen of er sprake is van orthostase
D
Om infecties te voorkomen door medicatie

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een belangrijke verpleegkundige zorg na een nefrectomie?
A
Direct starten met dialyse om de nierfunctie op te starten
B
Vermijden van alle fysieke activiteiten, inclusief wandelen
C
Natrium rijk dieet starten
D
Snelle mobilisatie en observatie van urineproductie en bloeddruk

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet een zorgvrager doen bij het afnemen van een midstream urine?

A
Plassen zonder eerst de schaamdelen te reinigen
B
Het eerste gedeelte van de urine opvangen en vervolgens naar het toilet gaan
C
De schaamdelen wassen en het middelste gedeelte van de urine opvangen
D
De eerste en laatste urine opvangen in een container

Slide 24 - Quizvraag

Spasmolytica wordt gegeven om de
A
Blaas te ledigen
B
Ureter te ontspannen
C
Katheter in te brengen
D
de niersteen te vergruizen

Slide 25 - Quizvraag

bij een "blaasresectie" wordt de blaas
A
Vergroot
B
Verplaatst
C
Gesloten
D
Verwijderd

Slide 26 - Quizvraag

bij een blaas resectie wordt:
A
Vaak een urostoma aangelegd
B
Nooit een urostoma aangelegd
C
Altijd een urostoma aangelegd
D
alleen bij mannen een urostoma aangelegd

Slide 27 - Quizvraag

Een verhoogde bloedwaarde van creatinine en ureum wijst altijd op nierinsufficiëntie.
Waar
Niet waar
Bij een cystoscopie wordt de blaas gevuld met lucht om een goed beeld te krijgen.
Bij een zorgvrager met chronische nierinsufficiëntie is vochtbeperking altijd noodzakelijk, ongeacht de urineproductie.
Bij een polyurie produceert de zorgvrager meer dan 3 liter urine per dag bij een normale vochtinname.


Slide 28 - Sleepvraag

Verhoogde urineproductie van meer dan 3 liter per dag 
Nycturie
Polyurie
Pollakisurie
Anurie
Oligurie
Verhoogde mictiefrequentie zonder toename van urinevolume
Verminderde urineproductie van minder dan 500 ml per dag.
's Nachts wakker worden om te plassen

Urineproductie van minder dan 100 ml per 24 uur

Slide 29 - Sleepvraag

Je observeert bij een zorgvrager de catheter na een niersteenoperatie, een afname van de urineproductie.

Welke mogelijke oorzaken overweeg je én welke verpleegkundige handelingen voer je uit?

Slide 30 - Open vraag

Blaastumoren
Klachten
  • Hematurie
  • Pollakisurie
  • Urine retentie
  • Frequent blaasontsteking
  • Krampen
Behandeling
  • Chemotherapie
  • Immunotherapie (Bacille Calmette Guérin)
  • Brachytherapie
  • Chirurgie

Slide 31 - Tekstslide

Blaasresectie = Cystectomie

Slide 32 - Tekstslide

Operaties aan de Blaas
TURT
  • Diagnostisch

  • Tumoren tot stadium 1
Blaasresectie
  • Open resectie
  • Scopische resectie
  • Neoblaas
  • Stoma

  • tumoren na stadium 1

Slide 33 - Tekstslide

Robot chirurgie

Slide 34 - Tekstslide

Verpleegkundige zorg
TURT
  • Pre operatief: Routine zorg
  • Post operatief: spoelen met;  ?
  • - Complicaties?
  • Informatie na opname:
  • - Catheter gebruik
  • - Chemo gebruik
  • - Mogelijke klachten
Blaasresectie
  • Routine zorg
  • - Stoma verpleegkundige
  • Post operatief 
  • - Wondcontrole
  • - Stoma controle
  • - Catheter doorspoelen (vlokken)
  • Informatie na opname
  • - Catheter gebruik / aansluiten
  • - Stomazorg
  • Palliatieve zorg

Slide 35 - Tekstslide

Verpleegkundige zorg
Aandachtspunten vanuit de patiënten vereniging

Het komt heel plotseling en gaat in een sneltrein
Drinken wordt een groot onderdeel van je leven.
Kans op uitzaaiing bij TIIa en hoger is erg groot.

Slide 36 - Tekstslide

Tot de volgende keer

Slide 37 - Tekstslide