Oefentoets rep 1

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Oefentoets rep 1

- Je maakt deze oefentoets alleen en voor jezelf.

- Je maakt deze toets zonder het gebruik van je boek.

- Voor de woordjesopdracht mag je je werkboek wel gebruiken.

- Aan de hand van de oefentoets kan ik zien waar je nog aan moet werken. 

- Let op het gebruik van accenten, je antwoord wordt anders foutgerekend. 

El presente

Vul bij de volgende slides de juiste vorm in van de Presente ( de tegenwoordige tijd). Let op werkwoorden met een klinkerwisseling, bijvoorbeeld: poder (ue) --> puedo.

Mis abuelos (ser)_____de España.

Yo (pensar, (e-ie)_____mucho en ti.

Yo (ser)_____una chica simpática.

Mis padres (querer, (ie)_______ir de vacaciones.

Tú (tener)_____muchas amigas.

Tú no (poder, ue)_______ayudarme.

Michael, ¿(ser)_____un chico deportivo?

Tú y yo (estar)______en el OVC.

Yo (tener)_____18 años.

Mi hermana y yo (ir)____a ir de tiendas.

Yo (ir)_____a hacer deportes.

El presente perfecto

Vul in de volgende slides de juiste vorm in van de presente perfecto ( voltooid verleden tijd ). 

Denk aan de onregelmatige werkwoorden, die zitten er ook tussen! En denk aan het hulp werkwoord haber wat er nog voor moet. 

Tu no (hacer)_____los deberes.

Mi amiga yo yo (visitar)____la iglesia.

Vosotros (trabajar)_____en el supermercado.

Mis padres (ir)____de vacaciones.

Chantal (ver)____a su mejor amiga en la playa.

Vosotros (romper)_____el vaso.

Carlos (abrir)______la ventana.

La profesora (decir)______ lo que tenemos que hacer.

Frases clave bron F.

Zoek in je tekstboek de frases clave op van dit hoofdstuk. Als je het uit je hoofd kunt is dat nog beter uiteraard.

Zorg ervoor dat je de zinnen correct overneemt. 

Neem me niet kwalijk, hoe kan ik naar de Sagrada Familia gaan?

Weet u waar het metrostation is?

Welke metrolijn moet ik nemen?

En waar moet ik uitstappen?

	ESCUCHAR	ENTENDER	ESCRIBIR
Bevestigend
Tú	escucha	entiende	escribe
Usted	escuche	entienda	escriba
Ontkennend
Tú	escuches	entiendas	escribas
Usted	escuche	entienda	escriba

El imperativo (de gebiedende wijs)

Ana, (enviar)____la carta.

Marlou, no (comprar)____esta falda cara.

Señora, (descansar)___un poco.

André, nunca (leer)____estos artículos en internet.

Bianca, (hablar)___menos rápido.

la fuente

el semáforo

el césped

las escaleras

el puente

la espalda

el paseo

por supuesto

relajado/a

descansar

un montón

La altura

el puerto

volar

el barrio

la estatua

de buurt

de hoogte

natuurlijk

ontspannen

de wandeling

de haven

uitrusten

het standbeeld

vliegen

een heleboel