Ook in de landbouw werd veel geproduceerd. Er kwam zoveel voedsel, dat het op de vrije markt bijna niets meer opbracht. Boeren gingen failliet en daarbij ook veel banken waarvan zij geld hadden geleend.
In 1929 konden ook de producten uit de fabrieken niet meer worden verkocht. Bedrijven gingen failliet.
Wie aandelen had, probeerden deze zo snel mogelijk te verkopen. Er ontstond paniek op de aandelenbeurs in New York.
De prijzen gingen zo snel omlaag, dat we spreken over Zwart Donderdag.
Niemand durfde meer de investeren. Het vertrouwen in de economie was verdwenen. Mensen gingen minder kopen en zo gingen nog meer bedrijven failliet. Vele arbeiders raakten werkeloos. Dit samen noemen we een economische crisis