VMT leereenheid 9 les 1

VMT leereenheid 9 les 1
Leereenheid 11 Overleg en relatiebeheer

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
VMTMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

VMT leereenheid 9 les 1
Leereenheid 11 Overleg en relatiebeheer

Slide 1 - Tekstslide

Vergaderen, wat komt erbij kijken?

Slide 2 - Woordweb

Vergaderen
Formeel groepsoverleg

Kenmerken:
  1. Agenda
  2. Voorzitter
  3. Deelnemers
  4. Notulist

Slide 3 - Tekstslide

Vormen van vergaderen
  • Functionele werkbespreking (dagelijkse werkbespreking)
  • Werkoverleg (MT en werkvloer, meedenken over beleid)
  • Ondernemingsraad (Overleg OR-leden en directie... officiële benaming een overlegvergadering)   

Slide 4 - Tekstslide

Raamagenda ziet er als volgt uit:
1. Opening en agendabepaling , 2. Notulen vorige vergadering, 3. Mededelingen, 4. ?????, 5. Wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k.) 6. Rondvraag en 7. Sluiting.
Wat hoort bij puntje 4?

Slide 5 - Open vraag

Vergaderdoelen?

Slide 6 - Woordweb

Vergaderdoelen
  1. Informatie verstrekken en / of uitwisselen (meer inzicht in het onderwerp)
  2. Ideeën en meningen uitwisselen (bv. brainstormen)
  3. Een besluit nemen (knop doorhakken)
  4. Taken verdelen (wie doet wat en wanneer moet het af zijn?)

Slide 7 - Tekstslide

Deelnemersgedrag
Om efficiënt te vergaderen zijn er 8 geboden die gelden voor de voorzitter maar ook de deelnemers.

Slide 8 - Tekstslide

8 geboden
  1. Voorbereiden van de agenda
  2. Meedoen (luisteren, vragen, meepraten en meedenken)
  3. Gezag voorzitter accepteren
  4. Verborgen agenda vermijden (komt zo een vraag over!)
  5. Zaak en persoon scheiden
  6. Aan vergaderprocedure houden (blijf bij de vergaderdoel)
  7. Herhaling voorkomen
  8. Duidelijke afspraken maken en nakomen 

Slide 9 - Tekstslide

Verborgen agenda?

Slide 10 - Woordweb

Wat zijn de 3 belangrijke aspecten bij het discussiëren?

Slide 11 - Open vraag

Foute betogen (1)

Slide 12 - Tekstslide

Foute betogen (2)
  • x=x redenering (standpunt wordt niet onderbouwd, 2 x hetzelfde zeggen)
  • Vage begrippen gebruiken (vb. ik ben er principieel op tegen!) 
  • Onjuist causaal verband (gevolg niet logisch uit conclusie, vb. logisch dat hij niet kan zwemmen, want hij heeft geen SB-diploma)
  • Cirkelredenring (de ene persoonlijke beleving dekt de andere af, vb. ik lust geen spruitjes, omdat ik zie niet lekker vind).
  • Cliché (vb. het zal mijn tijd wel duren bij de vereniging)

Slide 13 - Tekstslide

Foute betogen (3)
  • Simplificeren (eenvoudiger voorstellen dan het daadwerkelijk is)
  • Te moeilijk maken (beren op de weg, groter maken dan nodig is)
  • Generaliseren (over één kam scheren en geen onderscheid maken)
  • Onjuist vergelijking (vb. CIOS Goes hebben ze ook het keuzedeel lifeguard strand, waarom niet op het CIOS Arnhem?)
  • Ridiculiseren (commentaar geven op de onvolmaaktheid en de gebrekkigheid van een ander, vb. Je lijkt onze lieve Heer wel!)

Slide 14 - Tekstslide

Wat bedoelen we met generaliseren?

Slide 15 - Open vraag

Notuleren, waarom?

Slide 16 - Woordweb

Schema/opbouw notulen

Slide 17 - Tekstslide

Ik zal vanaf nu (iemand anders of jij) laten notuleren bij vergaderingen
Volledig mee eens
Licht aan de urgentie van de vergadering
Helemaal niet mee eens

Slide 18 - Poll

Bedankt voor jullie aandacht!
Volgende week:

Quiz, zie schema op de mail!
Niet voorbereid of gemaakt = afwezig en notitie in je studentenkaart!

Slide 19 - Tekstslide