Blok 4 Spelling 4.7 pv in de vt

Blok 4 Oefenen met spelling

4.7 PV in de VT
- Klankveranderende werkwoorden
- Klankvaste werkwoorden







1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 4 Oefenen met spelling

4.7 PV in de VT
- Klankveranderende werkwoorden
- Klankvaste werkwoorden







Slide 1 - Tekstslide

Klankveranderende werkwoorden

De klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd
Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik loop         - wij lopen
ik liep              - wij liepen
Ik zwem      - jullie zwemmen
Ik zwom          - jullie zwommen
hij zegt        - wij zeggen         
Hij zei               - wij zeiden
Hij eet          - zij eten
Hij at                - zij aten

Slide 2 - Tekstslide

Klankvaste werkwoorden

- De klank van het werkwoord in de tegenwoordige en verleden tijd is hetzelfde.
- In de verleden tijd komt er achter de 'ik-vorm'  +te(n) of +de(n)

Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik voer           - wij voeren
ik voerde            - wij voerden
Ik straf           - jullie straffen
Ik strafte             - jullie straften
hij hoest        - wij hoesten        
Hij hoestte         - wij hoestten
Hij noemt     - zij noemen
Hij noemde        - zij noemden

Slide 3 - Tekstslide

Klankvaste werkwoorden

  • Soms kan je niet goed horen of het in de verleden tijd nu +te(n) of de(n) is.

  • Want is het nu 'de jongen niesde' of is het 'de jongen nieste' ? of
  •                                'ik verfde mijn haar blauw' of 'ik verfte mijn haar blauw'?

  • Daarvoor is er een trucje!

Slide 4 - Tekstslide

't kofschip X

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
niezen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'niez' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van niez = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee     dan +de(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +de(n)
nies+de(n)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'straff' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan +te(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +te(n)
strafte(n)

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Wiliam ___________ (willen) heel vaak hetzelfde ijsje.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm in de vt op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Jullie ___________ (huilen) echt als een stelletje baby's.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Wij _________ (zorgen) voor ons broertje.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm (vt) op van de zin:
(het hele werkwoord staat tussen ( ..))

Wij _______ (testen) gisteren die nieuwe motor.

Slide 11 - Open vraag

Oefenen met spelling in de verleden tijd

Slide 12 - Tekstslide

Nu zelfstandig aan de slag


in lessonup staat de oefen les/toets klaar 'Oefenen spelling blok 4'.
Deze ga je nu maken.

Slide 13 - Tekstslide

Blok 4 Werkwoorden vervoegen

4.7 PV in de VT
- Klankveranderende werkwoorden
- Klankvaste werkwoorden

4.8 Voltooid deelwoord (vdw)







Slide 14 - Tekstslide

Klankveranderende werkwoorden

De klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd
Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik loop         - wij lopen
ik liep              - wij liepen
Ik zwem      - jullie zwemmen
Ik zwom          - jullie zwommen
hij zegt        - wij zeggen         
Hij zei               - wij zeiden
Hij eet          - zij eten
Hij at                - zij aten

Slide 15 - Tekstslide

Klankvaste werkwoorden

- De klank van het werkwoord in de tegenwoordige en verleden tijd is hetzelfde.
- In de verleden tijd komt er achter de 'ik-vorm'  +te(n) of +de(n)

Bijvoorbeeld:              
tegenwoordige tijd
verleden tijd
Ik voer           - wij voeren
ik voerde            - wij voerden
Ik straf           - jullie straffen
Ik strafte             - jullie straften
hij hoest        - wij hoesten        
Hij hoestte         - wij hoestten
Hij noemt     - zij noemen
Hij noemde        - zij noemden

Slide 16 - Tekstslide

Klankvaste werkwoorden

  • Soms kan je niet goed horen of het in de verleden tijd nu +te(n) of de(n) is.

  • Want is het nu 'de jongen niesde' of is het 'de jongen nieste' ? of
  •                                'ik verfde mijn haar blauw' of 'ik verfte mijn haar blauw'?

  • Daarvoor is er een trucje!

Slide 17 - Tekstslide

't kofschip X

Slide 18 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
in de verleden tijd

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
niezen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'niez' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van niez = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee     dan +de(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +de(n)
nies+de(n)

Slide 19 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
in de verleden tijd
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
straffen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'straff' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van straff = f
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan +te(n)
5. Neem de 'ik-vorm' van het ww +te(n)
strafte(n)

Slide 20 - Tekstslide

4.8 Voltooid deelwoord (vdw)

  • begint vaak met ge-, ver- of be-
  • Staat nooit alleen in een zin, 
    altijd samen met een pv van hebben, worden of zijn

  • Bijvoorbeeld:
  • Zij is gevonden                          De jongen is verdwaald
  • De muur wordt geverfd         Het heeft de hele dag geregend   
  • Hij heeft gefietst                      Ik heb die film al gekeken

Slide 21 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Meestal kan je dat wel goed horen.
  • Bijvoorbeeld bij:
  • Ik heb die film al gekeken                     - (kijken)
  • Zij is gevonden                                          - (vinden)
  • De heeft in zijn mand gelegen           - (liggen)

  • Maar bij sommige voltooid deelwoorden is dat niet zo makkelijk te horen.

Slide 22 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Maar soms kan je het niet goed horen.
  • Vooral wanneer het voltooid deelwoord eindigt met een  't'-klank.
  • Je hoort dan niet of je 't' of een 'd' schrijft
  • Bijvoorbeeld bij: 
  • De muur wordt geverfd.                              - (verven)
  • Hij heeft gefietst.                                            - (fietsen)
  • De man is  getrouwd.                                    - (trouwen)

  • Daar zijn 2 oplossingen voor!

Slide 23 - Tekstslide

4.8 Hoe spel je het voltooid deelwoord (vdw)?

  • Oplossing 1:   Maak het voltooid deelwoord langer
  • - verdwaald      ->  wordt:   verdwaalde      ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - getrouwd       ->  wordt:   getrouwde        ->   je hoort duidelijk een 'd'
  • - gewerkt          ->  wordt:   gewerkte           ->   je hoort duidelijk een 't'

  • Oplossing 2: gebruik 't Kofschip X

Slide 24 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord

De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
missen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'miss' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van miss = s
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
ja     dan t
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Hij heeft gemist.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe werkt 't kofschip X
bij het voltooid deelwoord
De stappen
Voorbeeld
1. Je hebt een werkwoord
verhuizen
2. je neemt de 'stam'
dat is het hele ww -en
dus 'verhuiz' 
3. Wat is de laatste letter van de stam?
de laatste letter van verhuiz = z
4. Zit deze letter in 't kofschip X?
nee    dan d
5. Voltooid deelwoord (vdw) is dan 
Ik ben verhuisd.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

kaarten

Slide 27 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

spelen

Slide 28 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

huilen

Slide 29 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

trouwen

Slide 30 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

lessen

Slide 31 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

volgen

Slide 32 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

gebruiken

Slide 33 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

bluffen

Slide 34 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

verhuizen

Slide 35 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord (vdw) van het woord:

gebeuren

Slide 36 - Open vraag

Nu zelfstandig aan de slag


in lessonup staat de oefen les/toets klaar 'Oefenen spelling vdw blok 4'.
én je gaat de tekst lezen voor nieuwsbegrip 'Wiebe Wakker' de wereld rond
  voor morgen 
Deze ga je nu maken.

Slide 37 - Tekstslide