Herhaling + verdieping urinewegstelsel

Herhaling en verdieping Urinewegstelsel
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling en verdieping Urinewegstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst .....
Toetsje BEENDERSTELSEL!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
Aan het eind van de les kun je: 
  • in eigen worden het proces van urineproductie uitleggen
  • de verschillende functies van de nieren benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Lichaamsvocht

Het water (H2O) in ons lichaam heeft verschillende functies:
  • Bouwstof. Cellen bestaan voor een groot deel uit water;
  • Oplosmiddel. Stoffen als glucose en zouten lossen op in water;
  • Transportmiddel. Stoffen die in de darm uit de voeding zijn opgenomen worden via het bestanddeel water in bloed getransporteerd.

Water in het lichaam is geen 100% water. Er zitten stoffen in zoals natrium (Na⁺), kalium (K⁺) en chloride (Cl⁻). Deze bevinden zich als elektrisch geladen deeltjes in het water. Ze worden elektrolyten genoemd. Elektrolyten zijn nodig om elektrische prikkels in zenuwen en spieren voort te geleiden en om vocht ‘vast te houden’ in het lichaam.

Slide 4 - Tekstslide

Het urinestelsel zorgt ervoor dat de hoeveelheid water in het lichaam en de samenstelling daarvan niet te veel varieert. Hoe noem je dit?
A
Homeostase
B
Urineretentie
C
Vasoconstrictie
D
Resistentie

Slide 5 - Quizvraag

Vochtbalans
Het lichaam zorgt voor een balans tussen vochtinname en vochtuitscheiding. Bij de vochtbalans spelen de nieren een belangrijke rol. Om die taak goed uit te voeren is er per dag inname van 2 tot 2,5 liter water nodig. 


Slide 6 - Tekstslide

Via welke wegen verlaat vocht ons lichaam?
Urine
Transpiratie
Ontlastig
Ademhaling
Alle eerder genoemde antwoorden zijn juist

Slide 7 - Poll

De nieren zorgen voor de vorming van urine (diurese), de urinewegen zorgen voor de afvoer van de urine. Zo wordt overtollig vocht uitgescheiden, samen met overtollige elektrolyten en afvalstoffen. De nier draagt zo bij aan homeostase.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de medische term voor 'nier'?
A
ren
B
splen
C
vesica urinaria
D
hepar

Slide 9 - Quizvraag

Waar liggen de nieren?
A
In het bekken
B
In de buikholte
C
In het nierbekken

Slide 10 - Quizvraag

Ligging nieren
  • Aan weerszijden van de wervelkolom​
  • Ter hoogte van de twee laatste borstwervels​
  • Rechter nier iets lager dan linker nier (vanwege lever)



Slide 11 - Tekstslide

Blaas
Nierslagader
Nierader
Nierschors
Niermerg
Urinebuis
Plasbuis

Slide 12 - Sleepvraag

Wat betekent het begrip ‘diurese’?
A
Filteren van het bloed
B
Uitscheiden van urine
C
Vormen van urine

Slide 13 - Quizvraag

Urine ontstaat door filtratie van bloed. De urine wordt vervolgens via buisjes (tubuli) getransporteerd. Uiteindelijk verzamelt de urine zich in het nierbekken. Van daaruit stroomt de urine via de urineleider weg, richting de blaas.

Dit proces vindt plaats in de nefronen.


Slide 14 - Tekstslide

Filmpje Learnbeat
Werking nefron

Slide 15 - Tekstslide

Waar vindt de filtratie van het bloed plaats?
A
Glomerulus
B
Nierbuisjes
C
Nierbekken
D
Blaas

Slide 16 - Quizvraag

In de nier wordt een deel van de gefilterde vloeistof teruggeresorbeerd.
Welke stoffen haalt de nier terug?
A
Alleen water
B
Water, glucose en natrium
C
Ureum en creatinine

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met primaire urine?
A
Het eerste deel urine dat wordt uitgeplast
B
Vers uit geplaste urine
C
Urine in het kapsel van Bowman

Slide 18 - Quizvraag

Nefron: 

Slide 19 - Tekstslide

Zuiverende werking
Er stroomt per dag meer dan 1000 liter bloed door de nieren. Het zuiveren van al dat bloed gebeurt niet in één keer. Elke druppel bloed stroomt namelijk meer dan 200 keer per dag door de nieren. 

De nieren scheiden afvalstoffen uit in de urine, zoals:
  • bilirubine, een afbraakproduct van hemoglobine
  • urinezuur
  • ureum, een afbraakproduct van eiwit
  • creatinine, een afbraakproduct van een stof in spierweefsel




Slide 20 - Tekstslide

De nieren verwijderen naast water, ... uit het bloed
A
Voedingsstoffen en afvalstoffen
B
Een te veel aan zouten en voedingsstoffen
C
Afvalstoffen en het teveel aan zouten

Slide 21 - Quizvraag

Waar of niet waar: de nieren spelen een rol bij het reguleren van de bloeddruk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Waar of niet waar: de nieren produceren hormonen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Waar of niet waar: de nieren spelen een rol bij de opname van vitamine D.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Functie van de nieren
  1. Vorming van urine (diurese)
  2. Binnen grenzen houden van vocht en elektrolyten, de pH en de bloeddruk
  3. Productie van hormonen en vitaminen, zoals:
  • het hormoon EPO (erytropoëtine), dat het beenmerg stimuleert om rode bloedcellen te maken.
  • het hormoon Renine dat de bloeddruk verhoogt.
  • vitamine D. De nier zet vitamine D uit de huid om in de actieve vorm (vitamine D3). Dat zorgt voor meer calcium in het bloed.

Slide 25 - Tekstslide

VOLUME REGULATIE

Slide 26 - Tekstslide

Bloeddruk regulatie
  •  Hoe meer water en elektrolyten worden vastgehouden, hoe hoger de bloeddruk. 
  • Bij een te lage bloeddruk maken de nieren een hormoon dat de bloeddruk verhoogt (Renine) en neemt de productie van het ADH toe.

Slide 27 - Tekstslide

Wat gebeurt er in je lichaam als je werkt bij een temperatuur van 30 °C en weinig drinkt?
A
Je nieren maken weinig urine door veel ADH
B
Je nieren maken weinig urine door weinig ADH

Slide 28 - Quizvraag

Pathologie van de urinewegen
Rode loper

Slide 29 - Tekstslide

Welke ziektebeelden/aandoeningen van de urinewegen ken je?

Slide 30 - Woordweb

Wat vond je van deze les?
Leuk en leerzaam!
Wel leuk, maar ik heb nog wel veel vragen
Niks aan :(
Anders, namelijk ...

Slide 31 - Poll