2.8 grammatica woordsoorten HA1 bijvoeglijk naamwoord

2.8 grammatica woordsoorten
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.8 grammatica woordsoorten
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
H2 - grammatica woordsoorten

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.


Een stoere filmster
Het doosje is blauw.


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.


Een gouden horloge
De plastic tas

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en
koperen, houten

- maar niet altijd!
aluminium, plastic


Slide 8 - Tekstslide

Rijtje 1
Rijtje 2
Gouden
Bijzondere
Kartonnen
Stoute
Grandioze 
Houten
Mooie
Plastic
Rode
Metalen

Slide 9 - Sleepvraag

Vul in:
het .... meisje (aardig)

Slide 10 - Open vraag

Vul in:
een .... meisje (aardig)

Slide 11 - Open vraag

Vul in:
de .... basketballer (lang)

Slide 12 - Open vraag

Vul in:
een .... basketballer (lang)

Slide 13 - Open vraag

Bij een de-woord gebruik je altijd de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 14 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord


- kan gemaakt zijn van een werkwoord.

De gebroken kom




Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.

Het aluminium tennisracket


Slide 15 - Tekstslide

Gebakken broden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

linnen broeken
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

gevlochten haren
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

strooien hoeden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

gevouwen lakens
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 20 - Quizvraag