Communicatie stoornissen in de zorg

Communicatie stoornissen in de zorg
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie stoornissen in de zorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een- en tweezijdige communicatie
Eenzijdige communicatie:
Ja kunt niet reageren op de ander. Bv. bij een speech, online video
Tweezijdige communicatie:
Hier bestaat wel de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt. Er is sprake van directe terugkoppeling, ofwel feedback. 

Slide 2 - Tekstslide

Laat studenten voorbeelden benoemen van tweezijdige communicatie in ons werkveld
Tegenstrijdige communicatie
De verbale en de non-verbale communicatie moeten met elkaar overeenkomen. Als dat niet het geval is, dan spreken we van tegenstrijdige communicatie.

De communicatie is dan incongruent. Bij congruente communicatie komen iemands gedachtes en gevoelens wél overeen met wat hij zegt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstrijdige communicatie
Voorbeeld:
Denk aan iemand die rood aanloopt van kwaadheid en met stemverheffing roept: ‘Ik ben niet boos!’ 
Andersom kan ook, als iemand met een verlegen stem zegt: 'Ik ben ontzettend boos!'

Wat is verbaal? Wat is non-verbaal?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpretatie
De ontvanger interpreteert de boodschap van de zender. Maar bij de interpretatie kan iets misgaan. 
Dat kan verschillende oorzaken hebben. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4:  Bestudeer onderstaande voorbeelden.
Beschrijf nu zelf twee van dit soort situaties.
Situatie 1
Je gedrag;  bv. Ik zei tegen iemand dat hij mooie schoenen heeft
Wat je met je gedrag bedoelde; Ik maakte een grapje. Ik vond die schoenen helemaal niet mooi
Hoe je gedrag door de ander werd opgevat; Als een compliment
Situatie 2
Je gedrag; bv. Ik drong voor bij een kassa in de supermarkt
Wat je met je gedrag bedoelde;  Ik wilde vragen of de caissière een euro kon wisselen voor een winkelwagentje
Hoe je gedrag door de ander werd opgevat; De caissière dacht dat ik voor wilde dringen met mijn boodschappen
 




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan er mis gaan in de interpretatie?
  • Een zorgvrager en een zorgverlener hebben een verschillende culturele achtergrond.
  • Een zorgvrager heeft een lichamelijke of psychische aandoening waardoor hij de boodschap van de zorgverlener verkeerd interpreteert.
  • Een zorgvrager geeft een andere betekenis of gevoelswaarde aan een bepaald woord dan een zorgverlener.




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Bij het interpreteren van boodschappen speelt iemands referentiekader een grote rol. 
Een referentiekader wordt gevormd door alle ervaringen die iemand in zijn leven heeft opgedaan en alles wat hij heeft geleerd. Het bepaalt de manier waarop iemand naar zijn omgeving kijkt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Jij interpreteert een boodschap vanuit jouw referentiekader. Iemand anders doet dit vanuit zijn referentiekader. 
Jouw interpretatie van een boodschap is dus niet hetzelfde als de interpretatie van iemand anders. Je begrijpt iemand beter als je weet wat zijn referentiekader is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke of psychische aandoening
Zorgvragers krijgen zorg omdat zij een aandoening hebben. Deze aandoening kan ook invloed hebben op de manier waarop zij communiceren. Denk bijvoorbeeld aan mensen die zich moeilijk kunnen uiten (door een taal- of spraakstoornis). Of denk aan mensen die moeite hebben met het interpreteren van boodschappen (door hersenschade of een beperking aan de zintuigen).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen bij het vertalen van de boodschap 
Het omzetten van de boodschap --> coderen  (juist gebruik van taal om met woorden een boodschap duidelijk te laten overkomen)

Bij coderen kun je als zender verschillende fouten maken waardoor de boodschap niet goed overkomt. Bijvoorbeeld:
  • Woorden gebruiken waarvan de betekenis bij de ontvanger niet bekend is.
  • Persoonlijke woorden gebruiken.
  • De intonatie van je stem zorgt voor onduidelijkheid. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen bij het begrijpen van de boodschap
Decoderen= omzetten van de ontvangen boodschap in een eigen betekenis.
Fout? --> de boodschap niet goed over. 

Voorbeelden van fouten die de ontvanger kan maken:
  • Een andere betekenis geven aan de woorden van de zender (verschil referentiekader).
  • Eigen invulling geven aan de woorden van de zender (verkeerd interpreteren).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaat hier mis?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatie stoornissen in de BPV
Opdracht 5: 
1. Bedenk een situatie in je BPV waarbij er sprake was van een communicatie stoornis.
2. Waardoor ontstond deze stoornis? Heeft de zorgvrager een andere culturele achtergrond, een lichamelijke en/of psychische aandoening, is de zorgvrager dementieel of door een andere reden?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies