Het ziekenhuis - Dag 2 herhaling

Het ziekenhuis
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het ziekenhuis

Slide 1 - Tekstslide

We herhalen de woorden van dag 1.

Slide 2 - Tekstslide

het gips
de pleister
de brancard
het ziekenhuis
de prik
de wond
de thermometer
de ambulance

Slide 3 - Sleepvraag

1. Ik krijg een _____ in mijn arm.
2. Mijn been is gebroken. Ik krijg ____ om mijn been.
3. In het ______ werken dokters, verpleegkundigen en chirurgen.
1
2
3
Deze antwoorden zijn niet goed.
ziekenhuis
wond
gips
thermometer
prik
brancard
ambulance
pleister

Slide 4 - Sleepvraag

1.  Ik ben erg ziek. Ik moet naar het ____ .
2. Heb ik koorts? Ik meet mijn temperatuur met de ______. 
3. Er komt bloed uit de ______. 
1
2
3
Deze antwoorden zijn niet goed.
ziekenhuis
wond
gips
thermometer
prik
brancard
ambulance
pleister

Slide 5 - Sleepvraag

1. Ik ga met de _____ naar het ziekenhuis.
2. Ik plak een _____ op de wond.  
3. Ik lig op de _____. De dokter rijdt mij in de ambulance.
1
2
3
Deze antwoorden zijn niet goed.
ziekenhuis
wond
gips
thermometer
prik
brancard
ambulance
pleister

Slide 6 - Sleepvraag

We herhalen de woorden
van dag 2.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De verpleegkundige

Slide 9 - Tekstslide

De verpleegkundige
De verpleegkundige verzorgt de patiënt.

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Het verband

Slide 13 - Tekstslide

Het verband
De dokter wikkelt een verband om mijn voet.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

De rolstoel

Slide 17 - Tekstslide

De rolstoel
Ik zit in de rolstoel, want ik kan niet goed lopen.

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

De dokter

Slide 21 - Tekstslide

De dokter
De dokter luistert naar het hart. 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

De krukken

Slide 25 - Tekstslide

De krukken
Ik loop op krukken, want mijn been is gebroken.

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

De patiënt

Slide 29 - Tekstslide

De patiënt
De patiënt ligt in bed.

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

De chirurg

Slide 33 - Tekstslide

De chirurg
De chirurg opereert de patiënt.

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

De medicijnen.

Slide 37 - Tekstslide

De medicijnen.
Ik slik elke dag medicijnen.

Slide 38 - Tekstslide

Schrijf het woord:

Slide 39 - Open vraag

Wie/ wat ben ik?
Kijk naar de tips en raad het goede woord.

Slide 40 - Tekstslide

Ik ben zwart.
1
Je kunt niet op mij zitten.
2
Je kunt met mij lopen.
3
Wat ben ik?

Slide 41 - Sleepvraag

Ik ben in het ziekenhuis.
1
Ik werk in het ziekenhuis.
2
Ik opereer mensen.
3
Wat ben ik?

Slide 42 - Sleepvraag

Ik ben vaak wit.
1
Je kunt mij niet eten.
2
Je kunt mij om je arm doen, als je een zere arm hebt. 
3
Wat ben ik?
de dokter
de medicijnen
de patiënt
het verband
de verpleegkundige
de rolstoel

Slide 43 - Sleepvraag

Maak de zin goed.
Sleep de zinsdelen naar de goede plaats.
Schrijf daarna de zin met hoofdletters en punten in je schrift.

Slide 44 - Tekstslide

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
het lijdend voorwerp
 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
de chirurg
opereert
de patiënt 
in het ziekenhuis.

Slide 45 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
de dokter
werkt
in het ziekenhuis.

Slide 46 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
De dokter
en de verpleegkundige 
werken
in het ziekenhuis.
werk
werkt

Slide 47 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
De patiënt
ligt
in het bed

Slide 48 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
het lijdend voorwerp
 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
ik
krijg
in het ziekenhuis
gips

Slide 49 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
mijn broer
ligt
in de ambulance

Slide 50 - Sleepvraag

het onderwerp
(wie?) 
de persoonsvorm
(werkwoord 1) 
het lijdend voorwerp
 
Bijwoordelijke bepaling van plaats
(Waar?)
moeder
pakt
uit de kast
de medicijnen

Slide 51 - Sleepvraag

Kijk naar het filmpje
Wat gebeurt er als je een operatie krijgt?

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Video

Klaar

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Video