Datacommunicatie en netwerken : 2 netwerk hardware DNS

Datacommunicatie en Netwerken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformaticaWOStudiejaar 4,5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Datacommunicatie en Netwerken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fundament
Dit onderdeel beslaat twee gedeeltes van Fundament:

E1 hoofdstuk 6:

L1 hoofdstuk 1 en 2:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Na deze les kun je:
  1. uitleggen wat de functie is van een NIC, Hub, en Switch
  2. uitleggen wat het verschil is tussen een Hub en Switch
  3. in je eigen woorden uitleggen wat een router doet
  4. diverse protocollen en hun functie benoemen
  5. uitleggen wat IPv4 en IPv6 is en het verschil ertussen
  6. omschrijven wat een DNS doet

Slide 3 - Tekstslide

Rode achtergrond betekent: klas is stil, dit zijn de leerdoelen en quizzes waarbij niet overlegd mag worden.

Doel van deze les is om het leren zichtbaar te maken voor zowel leerling als docent.
Netwerk hardware
Diverse apparaten zijn van belang in een netwerk, zoals:
  • Network Interface Card (NIC)
  • Hub
  • Switch
  • Router
  • Modem
  • Repeater / WiFi-accesspoint

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Netwerk Interface Card (NIC)
Een NIC kan bedraad en draadloos zijn:
  • Een Twisted Pair Cable met een zgn. RJ-45 connector
    is de meest gebruikte methode
  • Als een NIC (ook) draadloos is,
    dan is een extra component nodig op het moederbord
  • Elke NIC heeft een uniek nummer, het MAC-adres (Media Access Control). Dit is niet hetzelfde als een IP-adres!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Switch, Hub, Router?
Let op: deze hardware wordt vaak door elkaar gehaald!

Een Hub opereert op de fysieke laag (layer 1)
Een Switch opereert op de data link laag (layer 2)
Een Router opereert vnl. op de netwerk laag (layer 3)

Wat zijn die lagen? Dat is onderdeel van het OSI model...

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OSI model
O = Open
S = Systems
I = Interconnection

Je moet weten dat
er verschillende
layers zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Switch, Hub, Router?
Hub = "dom" apparaat, grote kans op vertraging

Switch = efficiënter dan hub, begeleid het data verkeer

Router = verbindt netwerken met elkaar

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is een Hub "dom"?
  • hij kijkt niet voor wie wat bestemd is
  • hij stuurt alles* naar alle verbonden apparaten

* "alles" zijn zgn. packets
Al het internet verkeer gaat via packets. 
Packets zijn kleine stukjes data.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modem
Een modem maakt verbinding met het internet

Tegenwoordig bevatten de meeste routers een modem

In de jaren 90 was het normaal om een zgn "dial up modem" te hebben. Het internet verliep via de telefoonlijn en ook was de snelheid veel lager

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

56k modem
56k... dat is maximaal 25 Mb 
per uur!

Controleer ChatGPT als je die
iets vraagt...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repeater / WiFi-accesspoint
WiFi-accesspoints (ook wel repeaters genoemd) zijn om het WiFi signaal over een groter gebied te verspreiden

Let bij het plaatsen van een 
WiFi(access)point op muren,
vloeren, en electrische
apparaten!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?

Een MAC adress is ...
A
hetzelfde als een IP
B
niet iets wat je smartphone heeft
C
een adres dat alleen computers hebben
D
een adres dat elke NIC heeft

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?

Een Switch en een Router hebben EXACT dezelfde functies in een netwerk
A
ja, eigenlijk wel
B
nee, ze opereren op verschillende lagen
C
nee, de een is slim en de ander dom
D
ja, dat heeft de meester gezegd

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande bewering juist?

Een Router stuurt alle packets
naar alle apparaten in het netwerk
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is onderstaande bewering juist?

Een Switch stuurt alle packets
naar alle apparaten in het netwerk
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Protocollen: wasda?
Netwerken hebben zgn. protocollen

Dit zijn regels over de structuur van data zoals die over het netwerk worden verstuurd en ontvangen

Het zijn dus afspraken over uitvoeren van datacommunicatie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van protocollen
  • TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol
  • FTP: File Transfer Protocol
  • HTTP(S): HyperText Transfer Protocol (Secure)
  • SMTP: Simple Mail Transfer Protocol
  • POP3: Post Office Protocol
  • IMAP of IMAP4: Internet Message Access Protocol
  • Bluetooth

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IPv4 en IPv6
IPv4 zijn vier getallen tussen 0 en 255
bijvoorbeeld: 192.168.0.1

IPv6 is veel simpeler: het is 128 bits lang en bestaat uit acht groepen van vier hexadecimale cijfers (0 t/m 9 en a t/m f) gescheiden door een dubbele punt (:)
bijvoorbeeld: 2001:0db8:85a3:0000:0000:8a2e:0370:7334

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IP private ranges
Niet alle IP adressen worden op het internet gebruikt: er zijn zgn. private ranges, bedoeld binnen een LAN en soms zelfs binnen een computer

Zowel IPv4 als IPv6 hebben private ranges

Handig om te weten: 127.0.0.1 is het huidige apparaat


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNS (Domain Name System)
  • Voor de gemiddelde mens is een IP lastig te onthouden
  • IP-adressen kunnen ook wijzigen
  • Een "domain" is een naam gelinkt aan een IP

Een DNS vertaalt een naam naar een IP, maar:
  • er zijn meerdere DNS servers op het internet
  • niet elke DNS kent elk naam-IP combinatie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNS (Domain Name System)
Je kunt een IP adres in dit verband vergelijken met een huisadres; een DNS geeft alleen het huisadres op, wat er binnenshuis op dat adres gebeurt, houdt hij niet bij

Wijzigingen van het huisadres moeten dus worden doorgegeven aan de DNS, maar wijzigingen binnenshuis niet

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

URL (Uniform Resource Locator)
Een voorbeeld van een URL is outlook.office.com

Een URL bestaat uit drie domeinen:
  1. "com" : dit is het Top-level domain (TLD)
  2. "office" : dit is het Second-level domain (SLD)
  3. "outlook" : dit is het Thirdlevel domain (ook wel subdomain genoemd, er is geen afkorting voor)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

domeinen
Ook aan een e-mail kun je de SLD en TLD aflezen:

jklos@stmichaelcollege.nl
TLD: nl
SLD: stmichaelcollege

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?

Wat is het Toplevel domain van
https://www.google.com
A
https
B
google
C
com
D
www

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?

Wat is het Subdomain (of thirdlevel domain) van
https://www.google.com
A
https
B
google
C
com
D
www

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist?

Waar staat de afkorting van WWW voor?
(niet behandeld in de stof)
A
Wie Wat Waar
B
World Wide Web
C
Wild Wild West
D
Weird Wacky Waffles

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Je kunt nu:
  1. uitleggen wat de functie is van een NIC, Hub, en Switch
  2. uitleggen wat het verschil is tussen een Hub en Switch
  3. in je eigen woorden uitleggen wat een router doet
  4. diverse protocollen en hun functie benoemen
  5. uitleggen wat IPv4 en IPv6 is en het verschil ertussen
  6. omschrijven wat een DNS doet

Slide 28 - Tekstslide

Rode achtergrond betekent: klas is stil, dit zijn de leerdoelen en quizzes waarbij niet overlegd mag worden.

Doel van deze les is om het leren zichtbaar te maken voor zowel leerling als docent.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies