feiten en meningen - les 17 april

Nederlands


Woensdag 17 april
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
entreeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Nederlands


Woensdag 17 april

Slide 1 - Tekstslide


Vorige les..

Slide 2 - Tekstslide

uit welke onderdelen
bouw je een tekst op?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het
het onderwerp
van een tekst?

Slide 4 - Woordweb

Goed of fout?

Ik wordt morgen 17 jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Goed of fout?


Hij woont in Amsterdam.

Slide 6 - Tekstslide

Goed of fout?
we gaan in de zomer op vakantie naar Turkije.

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout

heb je dat nog niet gedaan

Slide 8 - Tekstslide

Les doelen
Ik kan het verschil tussen een feit (objectief) en een mening (subjectief) benoemen.
Ik kan in een tekst de feiten en meningen herkennen. 
Ik kan hoofdzaken en bijzaken onderscheiden.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening
Nero was een Romeinse keizer
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?
Het proefwerk was erg moeilijk.
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quizvraag

Feit of mening:
Aan de boom zitten geen bladeren meer; de wind heeft ze weggeblazen.

A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Feit of mening:
In Nederland regent het vaak.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quizvraag

Feit of mening?:
Nederland ligt in Europa.
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Feit of mening:
Er zijn te weinig jongeren in Nederland die op de fiets naar school gaan.
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quizvraag

Feit of mening:
Alle postcodes in Nederland hebben vier cijfers en twee letters.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Zelfstandig 


Oefening 1 t/m 7

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke stukken informatie noem je hoofdzaken en de informatie die niet zo belangrijk is, noem je bijzaken .

Slide 20 - Tekstslide



Om de hoofdzaken uit de tekst te halen volg je een aantal stappen:

1. Het is allereerst belangrijk dat je de tekst eerst goed hebt gelezen en ook begrijpt waar de tekst over gaat.
2. Als tweede stap kijk je naar de titel, het begin en het einde van een tekst.
3. Zoek dan naar feiten in de tekst.


Bijzaken zijn dus de minder belangrijke stukken tekst. Dit kunnen voorbeelden zijn die gegeven worden in de tekst maar ook een extra uitleg. Bijzaken zijn dingen die de tekst duidelijker maken of leuker (zoals bijvoorbeeld een grapje)

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag met...

Oefening 8 t/m 12 
&
oefening 18 t/m 22

Slide 22 - Tekstslide

Taalblokken


Bouwstenen 2F, hft. 5 hoofdzaken en bijzaken. 

Par. 5.1. Warmlopen 
Par. 5.2. lezen.
Par. 5.3. schrijven.

Slide 23 - Tekstslide