Spelling H1: Hoofdletters en leestekens

Welkom terug 2F!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug 2F!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Startopdracht Spelling H1
- Uitleg Spelling H1: Hoofdletters en leestekens
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en geniet
van het verhaal.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan hoofdletters correct gebruiken.
- Ik kan punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten 
   correct gebruiken.
- Ik kan de moeilijke woorden uit de paragraaf correct spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Oefening
Maak de startopdracht van Spelling H1, blz. 34 op het stencil dat je krijgt.
- Omcirkel of markeer de letters die als hoofdletter geschreven 
   moeten worden. 
- Plaats leestekens op de juiste plaatsen: punt, komma, 
   puntkomma en dubbele punt.

Slide 5 - Tekstslide

Wachtwoorden
Wachtwoorden zijn vaak een bron van ergernis, want je moet inmiddels zo veel wachtwoorden onthouden. Ze moeten vaak ook nog voldoen aan een aantal eisen. Ze moeten bijvoorbeeld minimaal acht letters, twee hoofdletters en een leesteken bevatten. Natuurlijk bewaar je je wachtwoorden zorgvuldig. Toch moet je na enkele maanden soms opeens weer een nieuwe code instellen.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters (staat niet in het boek!)
- Aan het begin van een zin.
- Bij namen van personen (let op de hoofdletter in het tussenvoegsel)
> Robert van Dijk, meneer Van Dijk, de heer R. van Dijk
- Bij namen van bedrijven, instellingen, merken, boeken, films, games etc.
> Nike, Adidas, Ichthus College, Harry Potter, The Voice, Roblox
- Bij aardrijkskundige namen en woorden die daarvan afgeleid zijn
> Kampen, IJssel, Nederland, Belgische bonbons, Bossche bollen

Slide 7 - Tekstslide

Punt, vraagteken, uitroepteken
- Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
- Na een mededelende zin plaats je een punt (.).
- Na een vraagzin plaats je een vraagteken (?).
- Na een zin met een uitroep plaats je een uitroepteken (!).

Slide 8 - Tekstslide

Komma 
- Tussen de delen van een opsomming, plaats je een komma. 
- Als je twee zinnen samenvoegt tot één zin, gebruik je een komma. Die 
   plaats je...
...tussen twee persoonsvormen.
...voor verbindingswoorden als maar, omdat, nadat, want en terwijl.
...voor het deel van de zin dat geen zelfstandige zin is.
> We hadden een fijne dag, die we ook nog eens leuk afsloten.
- Voor en en of zet je over het algemeen géén komma.

Slide 9 - Tekstslide

Puntkomma
- Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, 
   kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook. 
> Abel wil later marktkoopman worden; zijn vader heeft ook een 
   groentekraam.
> Abel wil later marktkoopman worden. Zijn vader heeft ook een 
   groentekraam.

Slide 10 - Tekstslide

Dubbele punt
- Je gebruikt een dubbele punt om een opsomming aan te kondigen.
- Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen en de tweede 
   een verklaring of reden geeft bij de eerste, gebruik je een dubbele punt. 
   Die kun je vaak vervangen door een komma en want.
> De vakantie was geslaagd: ik ben helemaal uitgerust.
> De vakantie was geslaagd, want ik ben helemaal uitgerust.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
- MNV Spelling H1: Leestekens, blz. 34, opdr. 1, 2 en 3

- Deze opdrachten zijn huiswerk voor dinsdag 10 januari, 2e uur

Slide 12 - Tekstslide