Les 2. bezittelijk voornaamwoord

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Mevrouw de Cuba

¡Bienvenidos!

La clase de hoy 

La meta de la clase: het doel van les

-Het kunnen herkennen en vervoegen van het bezittelijk voornaamwoord 

- Kennis maken met hoofdstuk 5. 

Actividades: Grammaticale regels!!

- Jullie oefenen met de bijvoeglijk naamwoord

- Jullie oefenen met de bezittelijk voornaamwoord 

Dtoets (WB p.33) hoofdstuk 4

Maak alle opdrachten 

Reflecteer op: - wat weet ik goed? wat kan nog beter? wat moet ik beter leren?

Capítulo 5: Ir de compras a Madrid 

¿Qué? Orientación capítulo 5 ejercicio 1 y 2

¿Tiempo? 10 min 

¿Cómo? Individualmente 

¿Listo? ga opzoek naar de doelen van hoofdstuk 5 -> p. 39

Je hebt nu de doelen van hoofdstuk 5 opgezocht.  

- verwerk de volgende punten:

Wat ga je leren? over wat gaat de woordenschat? en wat over de grammatica? wat moet je kunnen en kennen in hoofdstuk 5?

Over welke thema gaat het?

Proefwerk 

Los posesivos 

Kloktijden

Vocabulario la ropa 

 Ir 

Los adjetivos

Repaso

Het lidwoord

                 >de / het                     > een

                  Bepaald                                  Onbepaald 

	enkel.	meerv.
mann.	EL	LOS
vrouw.	LA	LAS

	enkel.	meerv.
mann.	UN	UNOS
vrouw.	UNA	UNAS

Los artículos

• De, het, een zijn Nederlandse lidwoorden 

• In het Spaans zijn er mannelijke en vrouwelijke lidwoorden 

• In het Spaans zijn er lidwoorden voor enkelvoud en voor meervoud

• Een bepaald lidwoord is: de / het 
  

• Een onbepaald lidwoord is: een / een paar / enkele 
  

• De Spaanse bepaalde lidwoorden (de/het) zijn: el, la, los, las.
  

• De Spaanse onbepaalde lidwoorden (een/eenpaar) zijn: un, una, unos, unas
  

Wat weet je nog over het meervoud?

klinker + -s

medeklinker + -es

het lidwoord moet ook in het meervoud gezet worden

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?

Hoe maak je daar meervoud van in het Spaans?

1. We beginnen bij de lidwoorden die we voor meervoud gebruiken:

Dat wordt LOS of LAS als het om een bepaald lidwoord gaat.

Gaat het om een onbepaald lidwoord gebruiken we UNOS of UNAS.

2. Dan maken we van een zelfstandig nw in enkelvoud, meervoud:

 vb: EL NIÑO wordt in het meervoud LOS NIÑOS

       LA NIÑA wordt in het meervoud LAS NIÑAS

 

en: EL TREN wordt in het meervoud LOS TRENES

      LA REACCIÓN wordt in het meervoud LAS REACCIONES

Het voegwoord en 'y/e'

En...

Ons woordje 'en' is in het Spaans 'y':

'Juan y María' (Jan en Maria).

Maar 'y' verandert in 'e' wanneer het wordt gevolgd door een i-klank.

'Holanda e Inglaterra' (Nederland en Engeland).

'La señora tiene hijas e hijos' (De mevrouw heeft dochters en zoons.)

Los posesivos 

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'jij'?

1. jouw
2. hunne
3. mijn
4. hun

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'wij'?

1. jullie
2. ons
3. hun
4. jouw

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'zij'?

1. mijn
2. ons
3. haar
4. zijn

Los posesivos

Wat zijn bezittelijk voornaamwoorden? 

bezittelijk voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

enkelvoud	meervoud
mi libro	mis libros
tu ...	tus ...
su...	sus.. .
nuestr o amigo nuestr a amiga	nuestr os amigos nuestr as amigas
vuestr o ... vuestr a ...	vuestr os ... vuestr as ...
su...	sus...

Bezittelijk voornaamwoorden

Bezittelijk voornaamwoord

• Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
• Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
• Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'jullie' in het Spaans?

1. su
2. nuestro
3. vuestro
4. mi

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'onze' in het Spaans?

1. tu
2. su
3. mi
4. nuestro

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'hun' in het Spaans?

1. su
2. mi
3. nuestro
4. tu

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'zijn' (enkelvoud) in het Spaans?

1. mi
2. tu
3. su
4. nuestro

Wat is het bezittelijk voornaamwoord voor 'jouw' in het Spaans?

1. tu
2. él
3. yo
4. nosotros

¡A trabajar! 

¿Qué? D gramática ejercicio 9, 10 y 11

¿Cómo? Individualmente 

¿Tiempo? 20 minutos 

¿Meta? practicar con los posesivos 

Maak opdracht: A escuchar (luisteren) en C leer (lezen) 

in je werkboek blz. 41 en 44