Nu Nederlands les 4 Opbouw en indeling

Vandaag
  • Opbouw en indeling van een tekst - Lesson up
  • Taalverzorging: werkwoordspelling - zelfstandig theorie doornemen en oefeningen maken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Opbouw en indeling van een tekst - Lesson up
  • Taalverzorging: werkwoordspelling - zelfstandig theorie doornemen en oefeningen maken

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw en indeling

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst, zodat je snel je weg in een tekst kunt vinden en je de tekst beter begrijpt.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen (10 minuten)
Samen lezen theorie Opbouw en indeling blz. 31

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

inleiding
kern
slot
introductie onderwerp
opbouw tekst aangeven
deelonderwerpen
vaste structuur
laatste beschrijving onderwerp
verwijzing naar voorbeeld of anekdote uit het begin van de tekst
samenvatting of conclusie

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'vervolgens'?
A
toelichting
B
opsomming
C
tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'omdat'?
A
tegenstelling
B
vergelijking
C
reden/argument
D
samenvatting

Slide 8 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'dus'?
A
doel-middel
B
conclusie
C
vergelijking
D
voorwaarde

Slide 9 - Quizvraag

Opbouw en indeling van een tekst 
  • Tekstdelen: inleiding, middenstuk en slot
  • Signaalwoorden en (logische) verbanden
  • Tekststructuren (Bijlage met overzicht tekststructuren vind je op blz. 333)



Slide 10 - Tekstslide

Tekststructuren

Slide 11 - Tekstslide

Tekststructuren

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je over de opbouw en indeling van een tekst?

Slide 13 - Open vraag

Lees de volgende inleidende alinea.

Slide 14 - Tekstslide

Welke tekststructuur zal tekst op de vorige dia hebben?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verleden-heden-toekomststructuur
D
aspectenstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Welk soort signaalwoorden zal de schrijver vooral hebben gebruikt om de belangrijkste verbanden in de tekst aan te geven?
A
reden/argument
B
tegenstelling
C
opsomming
D
conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Lees de volgende inleidende alinea.

Slide 17 - Tekstslide

Welke tekststructuur zal tekst op de vorige dia hebben?
A
verklaringsstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
argumentatiestructuur

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
  1. Ga naar Lezen, luisteren, kijken 1.4 
  2. Maak opdracht 2  en 4
                                                              

Slide 19 - Tekstslide