Voeding

Voeding
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voeding

Slide 1 - Tekstslide

Voeding en water zijn de brandstoffen voor ons lichaam


Je hebt voeding nodig om alles te kunnen doen wat je wilt doen op een dag. Niet alleen qua bewegen, maar ook op het gebied van concentreren, nadenken en het laten functioneren van organen.

Slide 2 - Tekstslide

In voeding zitten voedingsstoffen
  • Koolhydraten 
  • Vetten  
  • Eiwitten    
  • Vitaminen 
  • Mineralen 
  • Water 

Slide 3 - Tekstslide

In welke voedingsstoffen zit energie?
A
Koolhydraten, Water, Vitaminen
B
Allemaal
C
Koolhydraten, Vetten, Eiwitten
D
Eiwitten, Vitaminen, Mineralen

Slide 4 - Quizvraag

Calorieën
Een calorie is een maat voor de hoeveelheid energie in eten. De hoeveelheid energie wordt berekend in kilocalorieën (afkorting kcal). Een kcal is dus 1000 calorieën.

Man: +/- 2500 calorieën per dag
Vrouw: +/- 2000 calorieën per dag

Hoe meer je sport/beweegt, hoe meer calorieën je nodig hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel calorieën heeft een wielrenner tijdens de Tour de France nodig? (Per dag)
A
+/- 3000
B
+/- 6000
C
+/- 9000
D
+/- 12000

Slide 6 - Quizvraag

Water
Per dag velies je zo'n 1,5 á 2 liter vocht
Dit verlies je o.a. door urine, zweten en uitademen.

Dit moet je weer aanvullen door de inname van water, maar hoeveel?

Formule: 0,03 x lichaamsgewicht = minimale waterinname Dus iemand van 80 kilo moet 2.4 liter water drinken. 

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt een flesje cola van 100 gram/ml. Hoeveel gram/ml hiervan is water?
A
30
B
50
C
75
D
90

Slide 8 - Quizvraag

Koolhydraten 
Koolhydraten worden in de volksmond ook vaak suikers genoemd. 

Je hebt twee soorten koolhydraten

Snelle en langzame koolhydraten

Slide 9 - Tekstslide

Koolhydraten
Voorbeelden langzame koolhydraten 
  • Zilvervliesrijst 
  • Volkoren pasta 
  • Volkoren brood 
  • Groenten 
  • Fruit 
  • Melk 
  • Yoghurt 
Voorbeelden snelle koolhydraten 
  • Suiker (voor bijv. in de koffie)
  • Frisdrank (geen light) 
  • IJs 
  • Koek 
  • Alles met wit meel (wit brood, witte rijst) 

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel gram koolhydraten heeft de gemiddelde persoon nodig?
A
25 á 50 gram
B
50 á 75 gram
C
75 á 100 gram
D
100 á 150 gram

Slide 11 - Quizvraag

Vetten
Vetten zijn niet altijd ongezond, maar vaak wel!

Vet zorgt ervoor dat je het minder snel koud hebt, vitamines beter opneemt en het fungeert als energieopslag.

Je hebt verzadigde (ongezonde) en onverzagdigde (gezonde) vetten.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van
verzadigde vetten

Slide 13 - Woordweb

Vetten
Slechte vetten (verzadigd)
  • Roomboter
  • Vet vlees
  • Chocolade, koek, gebak, snacks
  • Volle melkproducten, kaas
 
Goede vetten (onverzadigd)
  • Vloeibare bakproducten
  • Vette vis
  • Oliën
  • Noten

Slide 14 - Tekstslide

Eiwitten

Slide 15 - Tekstslide

Waar heb je eiwitten voor nodig?
A
Ze zorgen voor je organen
B
Ze houden spierweefsel in stand
C
Ze vergroten je spieren
D
Ze vergroten je uithoudingsvermogen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link

Eiwitten = proteïne
Aanbevolen hoeveelheid: 0,8 gram eiwitten per 1 kilo lichaamsgewicht. Dus 64 gram voor iemand van 80 kilo. 

Vegetariërs, kinderen en zwangere vrouwen moeten meer eiwitten eten. 

Tekort aan eiwit = Afbraak van spieren 

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk!
Je gaat 3 dagen precies bijhouden wat je aan voedingsstoffen binnenkrijgt. Hiervoor download je de app 'Mijn Eetmeter' waarop je gemakkelijk kunt invullen wat je eet en drinkt. De app berekent dan je voedingsstoffen.

Je maakt een account aan en gaat 3 dagen invullen wat je allemaal tot je neemt aan voeding (eten en drinken).


Slide 19 - Tekstslide

Volgende week

Volgende week volgt er een opdracht waar je deze data voor nodig hebt. Zorg dus dat je van ten minste 3 dagen de data verzameld! Meer mag natuurlijk ook.

Slide 20 - Tekstslide