Minor A1 unidad 9 parte I_Chantal_do 8 okt

Hoy es jueves 8 de octubre
¿Qué hacemos hoy en la clase?

-herhaling "perfecto"
-start unidad 9
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoy es jueves 8 de octubre
¿Qué hacemos hoy en la clase?

-herhaling "perfecto"
-start unidad 9

Slide 1 - Tekstslide

vragen over de perfecto?
¿No? Entonces, hacemos un pequeño test..

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zeg je?
Wij hebben al (ya) veel Spaans geleerd.

Slide 3 - Open vraag

Hoe zeg je?
Zij hebben al veel Spaanse woorden geleerd.

Slide 4 - Open vraag

Hoe zeg je (met gustar)?
1. Zij vinden het theater leuk.
2. Mijn ouders vinden het theater leuk.

Slide 5 - Open vraag

Hoe zeg je (met gustar)?
Mijn ouders vonden het theater leuk.
Ik vond de acteurs (los actores) leuk.

Slide 6 - Open vraag

Unidad 9
Parte I
- Kleding
- Kleuren
- Vergrotende, vergelijkende 
en overtreffende trap
- Het wederkerend werkwoord
Caminando

Slide 7 - Tekstslide

blanco/-a
negro/-a
rojo/-a
amarillo/-a

gris
azul (celeste)
verde
marrón
naranja
rosa

Slide 8 - Tekstslide

Más vocabulario 
ropa p. 173

¿De qué color es/son..?

¿Cuánto cuesta(n)..?

Slide 9 - Tekstslide

Él/ella lleva un/una/unos/unas..

Slide 10 - Tekstslide

El Camino de Santiago

Slide 11 - Woordweb

56
p.78 TB

Slide 12 - Tekstslide

nr. 2c TB p. 78
Complete la tabla 
Probeer nu de zinnen in het schema bij 2c
aan te vullen met behulp van de zinnen van 2a+b


Slide 13 - Tekstslide

La comparación, TB p.118

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Slide 16 - Tekstslide

¡A practicar!
Opdracht maken
Nr. 3 TB p. 78 

oplossing oef. 3.
1. más...cómodos...que
2. más...practica...que
3. mejor....llevar.....que
4. menos...turistas....que
5. menos ...peregrinos
6. tan....práctico...como un anorak / más práctico que
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Nr. 4a+b
TB P. 79

Slide 18 - Tekstslide

let op:
tú, él (met accent) 
usted, ustedes (horen er ook bij)

Slide 19 - Tekstslide

een aantal verbos reflexivos:

llamarse= heten                          acostarse=naar bed gaan

levantarse=opstaan                   vestirse=z.aankleden         

afeitarse= z.scheren                   lavarse=z.wassen

ducharse=z.douchen                divertirse=z.vermaken

irse=weggaan                             aburrirse=z.vervelen

relajarse=z.ontspannen

encontrarse con=ontmoeten



Slide 20 - Tekstslide

OJO
  • Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
  • Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i) (zich aankleden)
  • Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Slide 21 - Tekstslide

/ (me) duermo 
Me siento
Me acuesto
Ponerse (verschil met  "verstirse")
Me pongo

Slide 22 - Tekstslide

Otros verbos reflexivos:
  relajarse          concentrarse             cansarse                    aburrirse

   ¡A practicar! samen nr. 14a WB
   p. 84 , zelf nr. 14b+15 WB
timer
3:00

Slide 23 - Tekstslide

Het persoonlijk vnw staat:
- altijd voor het vervoegde werkwoord (het staat los)
Me ducho con agua fría
Me quiero duchar
of
- direct achter de infinitief (dan er aan vast!)
Quiero ducharme con agua fría

Slide 24 - Tekstslide


Personen als lijdend voorwerp
lo, la, los, las
Conocer a
Visitar a             + persoon 
encontrar a
Disfrutar  de
conocer=
leren kennen, kennen

Slide 25 - Tekstslide

¡A practicar en grupos!
Unidad 9
Nr. 2,6,8 WB (Ropa)
Nr. 14ab, 15, 16 WB (verbos reflexivos)

Slide 26 - Tekstslide

Deberes
unidad 9 parte I:
Nr. 1 t/m 17 (behalve 11 en 12)
zo veel mogelijk proberen te maken

Denk aan schrijfopdracht en TT
TT h7+8 mag je ook voor donderdag 15 okt (dan kun je vragen erover stellen na de les van do.middag)

Slide 27 - Tekstslide