Les 16 en 17 maart G2b + g2e


LES 16/17 MAART
G2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


LES 16/17 MAART
G2

Slide 1 - Tekstslide

In de les al gedaan

* les émotions blz 111
* het bijvoeglijk naamwoord (vorm en plaats)
* vertaling van: 
a) voorzetsels (in, naar, bij, om, te op, aan etc.)
b) van (de/het)
(zie ook 'woordjes van groep a en d' les in LessonUp)
* nu af tm 25 (vergeet het nakijken niet!) + geleerd appr 1 tm 5

Slide 2 - Tekstslide

Deze week:
* herhaling bijv. naamwoord
* lezen 'amoureuse, mais fière' (blz 118, 119)
opdr 16
* hoe maak je een ontkennende zin (herhaling klas 1)
* conversations lezen blz 126, 127
* sortir, partir, sentir (sortir als voorbeeld/model in werkwoordenschrift!)

* huiswerk voor 23/24 maart: oef 26, 28, 29, 30, 31, 32

Slide 3 - Tekstslide

Het Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het rijmpje van het bijv. nw

Beau - Bon - Joli
Haut - Long - Petit
Jeune - Grand - Gros
Vieux - Mauvais - Nouveau

er zijn nog een paar andere woorden
(Premier - dernier - autre)
Belle - Bonne - Jolie
Haute - Longue - Petite
Jeune - Grande - Grosse
Vieille - Mauvaise - Nouvelle

er zijn nog een paar andere woorden
(Première - dernière - autre)
MNL EV
VRL EV

Slide 8 - Tekstslide

LET OP : VIEUX (oud) mannelijk enkelvoud
Vieux wordt 'vieil' als er een klinker of h komt, dus:

un vieil appartement/homme, maar...
un vieux bâtiment (een oud gebouw)

Slide 9 - Tekstslide

Opdr 10 - vorm
1. Ces livres sont très lourds
2. Léa est forte en anglais
3. Cest un exercice difficile
4. Ces chaises ne sont pas confortables
5. Dans cette boutique, on vend des jolies choses

Slide 10 - Tekstslide

Opdr 11 - vorm en plaats
  • Ce n'est pas une ..... idée ....               mauvais / mauvaise
  • Ce n'est pas une mauvaise idée

  • C'est un ....... hôtel .....                             confortable/confortables
  • C'est un hôtel confortable

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De vertaling van:
à, au, à la, à l', aux (groep A)

Slide 13 - Tekstslide

à

au
à la

à l'

aux


naar, in, op, bij, te, om, aan etc.
voor namen van steden / vóór kloktijden

vóór mnl. zelfst.nw

vóór vrl. zelfst. nw

vóór mnl/vrl beginnend met klinker of h

voor meervoud (mnl. of vrl.)
naar Parijs, in Parijs, bij Parijs = 
om 3 uur = 
ik geef aan Pierre = 
bij het hotel = 
op school = 

Slide 14 - Tekstslide

De vertaling van:
de, du, de la, de l', des (groep D)

Slide 15 - Tekstslide

de

du
de la

de l'

des


               van (de/het)
voor namen / getallen

vóór mnl. zelfst.nw

vóór vrl. zelfst. nw

vóór mnl/vrl beginnend met klinker of h

voor meervoud (mnl. of vrl.)
van Pierre = 
de kaft van het boek = 
de jurk van het meisje = 
de school van de jongen =
de cijfers van de leerlingen = 

Slide 16 - Tekstslide

Ontkenningen
niet/geen, niets, niemand, geen enkele, nooit, nergens, nog niet

Slide 17 - Tekstslide

ONTHOU:
1) altijd 2 woordjes:
ne / n' + ontkenning
2) de persoonsvorm staat in het midden!

Slide 18 - Tekstslide

Ontkenningen voorbeelden met
niet/geen
Je ne suis pas ici - ik ben hier niet
tu n'es pas au collège - je bent niet op school
nous n'avons pas beaucoup de travail
il ne prend pas le bus

Slide 19 - Tekstslide

andere ontkenningen
niets
nog niet
niet meer
nooit
nergens
geen enkele
niemand
ne/n' ....rien
ne/n' ....pas encore
ne/n' ..... plus
ne/n' .....jamais
ne//n'.....nulle part
ne/n'......aucun(e)
ne/n'..... personne

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
je n'ai rien = ik heb niets
je ne mange jamais de tomates - ik eet nooit tomaten
je ne veux plus de coca - ik wil geen cola meer
Il n'est pas encore arrivé - hij is nog niet aangekomen

*na een ontkenning volgt de/d' + zelfstandig naamwoord (als er natuurlijk sprake is van een zelfst. nw)

Slide 21 - Tekstslide

Het werkwoord SORTIR

Slide 22 - Tekstslide

Je sors
tu sors
il, elle, on sort

nous sortons

vous sortez


ils font, elles sortent

ik ga uit/naar buiten
jij gaat uit/naar buiten
hij,zij,men gaat uit/naar buiten

wij gaan uit/naar buiten

u gaat uit/naar buiten /
jullie gaat uit/naar buiten

zij gaan uit/naar buiten

Slide 23 - Tekstslide

Le passé composé
Je suis sorti(e)
tu es sorti
il, on est sorti
elle est sortie


nous sommes sortis 

vous êtes sorti
vous êtes sortis


ils sont sortis
elles sont sorties

De Passé composé
ik ben naar buitengegaan/uit gegaan
jij bent ben naar buitengegaan/uit gegaan
hij,zij,men is ben naar buitengegaan/uit gegaan

wij zijn ben naar buitengegaan/uit gegaan

u bent/jullie zijnben naar buitengegaan/uit gegaan


zij zijn naar buiten gegaan/uit gegaan 

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk voor 23 maart
leren appr  6, 7, 8 (herhalen 1 tm 5)
er volgt een formatieve toets!
maken 26, 28, lezen blz. 126, 127
opdr 29 + alles nakijken tm 25

Slide 25 - Tekstslide