Thema 1, week 2 Les 6 ch of cht

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden met ch of cht ken jij?

Slide 2 - Open vraag

lesdoel
Ik kan woorden met -ch en -cht correct spellen

Slide 3 - Tekstslide

ik lag of ik lach

Slide 4 - Tekstslide

lk lig of ik lich

Slide 5 - Tekstslide

Wat ga jij leren?

Slide 6 - Open vraag

Start

Allemachtig
Prachtig
Achtentachtig

Slide 7 - Tekstslide

Ik hoor gt
Ik schrijf cht

Slide 8 - Tekstslide

Tip van de dag
Als je na een korte klank een g hoort, schrijf je bijna altijd ch. Behalve  bij de uitzonderingen:
ligt, legt, zegt 

Voorbeelden: recht, acht, bocht, zicht


Slide 9 - Tekstslide

nachtegaal
Je hoort gt met een g, je schrijft cht met ch

na een korte klank met een gt  schrijf je cht
echt - acht - ucht  - icht

Slide 10 - Tekstslide

goochelaar
De meeste woorden met de klank g schrijf je als g
Enkele woorden schrijf je met ch
Die leer je uit je hoofd

Slide 11 - Tekstslide

acht - echt - icht - ucht -ocht
samenstellingen niet
rugtas - slagtand
werkwoorden niet
liggen --> ligt 
leggen --> legt

Slide 12 - Tekstslide

Kies de juiste spelling
"zonli...t"
A
g
B
gg
C
ch

Slide 13 - Quizvraag

Wat moet op de puntjes?
niews...ierig
A
ies
B
isch
C
ch
D
g

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
belachelijk
B
belagelijk
C
belaggelijk

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
regen
B
rechen

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
houtkagel
B
houtkachel
C
houtkaggel

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
bergachtig
B
berchagtig
C
bergagtich
D
berchagtig

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
tregter
B
trechter

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
autopech
B
autopeg

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
giegelen
B
giechelen

Slide 21 - Quizvraag

aan het werk
Thema 1, week 2, Les 6
We beginnen samen met opgave 1B

Klaar - plussen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link