Formuleren §3

Formuleren §3
Verwijzen met deze, die, dit, dat
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formuleren §3
Verwijzen met deze, die, dit, dat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Voorkennis ophalen
  • Nieuwe theorie: verwijzen met deze, die, dit, dat
  • Samen oefenen
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerst even herhalen...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Een woord dat aangeeft van welk materiaal iets gemaakt is.
B
Een woord voor een mens, plant, dier, ding gevoel.
C
Een woord dat een relatie tussen woorden aangeeft
D
Een woord dat een eigenschap aangeeft.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De' is een ...
A
onbepaald lidwoord
B
bepaald lidwoord

Slide 5 - Quizvraag

Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd een lidwoord zetten.
Zelfstandige naamwoorden
de tafel
de stoel
de computer
de bloem
de kat
het boek
het raam
het bureau
het kind
het huis

Slide 6 - Tekstslide

Wat is hier het verschil (de-woorden en het-woorden)
Woordgeslacht
De-woord
de liefde, de tuin
mannelijk of vrouwelijk
Het-woord
het paard, het boek
onzijdig
Let op!
Verkleinwoorden zijn altijd onzijdig:
Het meisje, het boekje, het kuikentje

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
Verwijswoord 
Mannelijk / vrouwelijk (de)
deze, die
Onzijdig (het)
dit, dat
m/v
Jouw radio is prima, maar deze doet het niet meer.

Daar komt een discotheek, die in mei wordt geopend.
o
Het tarief dat u voor internet betaalt, wordt verlaagd. 

Dit vond ik echt een heel leuk boek!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
Verwijswoord 
Mannelijk / vrouwelijk (de)
deze, die
Onzijdig (het)
dit, dat
Meervoud
deze, die
Meervoud
Jij zocht toch oude tekeningen? Bedoel je deze?

Van de boeren die protesteerden, zijn er tien beboet.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf in je schrift!
Verwijzen naar een zelfstandig naamwoord:


Verwijzen naar een groter deel van de zin:

Dat, dit.


Ik lees elke week een boek, want dat vind ik leuk!

Mannelijk / vrouwelijk (de)
deze, die
Onzijdig (het)
dit, dat
Meervoud
deze, die

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf onder de tabel in je schrift:

Naar een groter deel van de zin verwijs je met dat of dit.
Oefenen
1. Rob kocht de kano, die hij op internet had gezien. 

2. Wat een mooi bureau. Dit wilde ik graag hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Naar welk woord verwijst het verwijswoord?
Vul in: die, deze, dit of dat:
Amref Flying Doctors is een organisatie ... werkt aan gezondheidszorg in Afrika.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in: die, deze, dit of dat:
Die man werkt op het ministerie ... over de Nederlandse belastingen gaat.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in: die, deze, dit of dat?
Ons bedrijf maakt veel winst, ... deels geïnvesteerd wordt in nieuwe apparatuur.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in: die, deze, dit of dat:
Lisette en Max gaan ieder jaar naar Italië en ... vinden ze nog steeds leuk.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Doe dit samen met je buurman/vrouw:
Verzin vier zinnen met de verwijswoorden die, deze, dit, dat.

Jullie gebruiken in elke zin dus een ander verwijswoord.
Het verwijswoord moet verwijzen naar andere woorden binnen de zin.
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Hierna bespreken we de zinnen klassikaal. Een duo noemt een zin die zij verzonnen hebben. De andere leerlingen vertellen naar welk woord het verwijswoord verwijst en of het verwijswoord juist is gebruikt. 

Slide 17 - Tekstslide

Gebruiken als leerlingen niet uit zichzelf de zinnen willen opnoemen.


Aan het eind van de les weer gebruiken om controlevragen te stellen, om te kijken of zij de stof begrepen hebben.
- Wanneer verwijs je met die en deze?
- Hoe herken je een onzijdig woord?
- Wanneer verwijs je met dit en dat?
- Waarom is het fout als ik zeg 'het meisje die een boek koopt?

Slide 18 - Tekstslide

Aan het eind van de les gebruiken om controlevragen te stellen, om te kijken of zij de stof begrepen hebben.
- Wanneer verwijs je met die en deze?
- Hoe herken je een onzijdig woord?
- Wanneer verwijs je met dit en dat?
- Waarom is het fout als ik zeg 'het meisje die een boek koopt?
Huiswerk voor
maandag 5 februari


Formuleren §3, blz 235
Opdracht 3 en 5



Slide 19 - Tekstslide

Dit huiswerk bespreken we volgende week klassikaal.