Signaalwoorden MK2 les 1

Wat zijn signaalwoorden?
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 1 - Woordweb

Signaalwoorden
Wat zijn signaalwoorden? 
  • Deze woorden geven een tekstverband aan.
  • Dat is een relatie tussen twee delen in een tekst. 
  • Dit kunnen alinea's, zinnen of delen van zinnen zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Opsomming
  • Deze woorden gebruik je voor het opnoemen van verschillende gelijkwaardige dingen. 
and
en
first, second, third
eerste, tweede, derde
in addition
daarbij, bovendien
moreover
bovendien
also
ook

Slide 3 - Tekstslide

Opsomming - voorbeeld
The students and the teachers go to school every day. 

Slide 4 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?
A
first
B
but
C
however
D
because

Slide 5 - Quizvraag

oorzaak & gevolg
  • oorzaak: dat is de reden dat iets gebeurde (waarom).
  • gevolg: wat er gebeurt (hierdoor).
as a result
als gevolg van, daardoor, daarom
because
omdat
for
want
for that reason
om die reden

Slide 6 - Tekstslide

Oorzaak en gevolg - voorbeeld
The students went home because there was no teacher. 

Slide 7 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een oorzaak of gevolg aan?
A
moreover
B
but
C
because
D
also

Slide 8 - Quizvraag

conclusie
  • Deze woorden vatten een artikel of tekst kort samen of maken een bewering op basis van gegevens in de tekst. 
after all
tenslotte
consequently
als gevolg daarvan, met als gevolg
so
dus, daarom
therefore
daarom, dus
to sum up
samenvattend

Slide 9 - Tekstslide

Conclusie- voorbeeld
To sum up we can say that schools do not employ enough teachers. 

Slide 10 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een conclusie aan?
A
however
B
to sum up
C
because
D
and

Slide 11 - Quizvraag

tegenstelling
  • Deze woorden geven het tegenovergestelde aan. 
but
maar
although, even though
alhoewel, ondanks, hoewel, ook al
though
echter
even so
toch, desondanks
however
echter
in contrast
in tegenstelling tot 
instead
in plaats van 
nevertheless
toch, niettemin, desalniettemin
whereas
waarbij, terwijl
while
terwijl

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstelling - voorbeeld
James did his homework, but Ellie didn't do anything. 

Slide 13 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
so
B
consequently
C
because
D
instead

Slide 14 - Quizvraag

Bij de volgende zinnen moet je zelf de keuze maken welk signaalwoord het beste past in de zin. 

Good luck!

Slide 15 - Tekstslide

My wife plays tennis ___ football.
A
so
B
but
C
and

Slide 16 - Quizvraag

I can't sleep ___ I'm going to drink a glass of hot milk.
A
so
B
but
C
and

Slide 17 - Quizvraag

She can draw well, ___ she can't cook.
A
so
B
but
C
and

Slide 18 - Quizvraag

He was very tired ___ he had stayed up late to watch the football match.
A
because
B
while
C
but

Slide 19 - Quizvraag

Australia has some beautiful parts of countryside. ___ , they also have a lot of dangerous animals.
A
though
B
however
C
despite

Slide 20 - Quizvraag

___ television can be educational, I think it's better to read a book.
A
on the other hand
B
however
C
even though

Slide 21 - Quizvraag